De voetballer, een moderne gladiator, beweegt zich sierlijk over het veld, aangemoedigd door duizenden stemmen, gevangen in de illusie van veiligheid. Maar buiten het stadion, in de schaduw van de roem en het fortuin, wacht een andere werkelijkheid—een werkelijkheid waarin diezelfde gladiator wordt herleid tot prooi.

David Neres, een man van talent, beroofd van zijn waardigheid in een stad die ooit symbool stond voor overwinning en tragedie. Napels, de stad van Maradona, waar het heilige gras nu besmet is met het bloed van onschuldigen. De camera’s, altijd scherp gericht op zijn voetenwerk, missen de echte tragiek: een horloge dat wordt afgenomen, niet slechts een accessoire, maar een symbool van het vertrouwen dat voetballers elke dag opnieuw moeten verliezen.

De stadions, ooit beschouwd als tempels waar heldendaden worden verricht, zijn nu omgeven door het soort duisternis dat geen licht verdraagt. Wat we vergeten, is dat deze duisternis niet beperkt blijft tot de overval op een enkele speler. Het is een weerspiegeling van een samenleving die zijn grip op rechtvaardigheid en fatsoen heeft verloren. Een samenleving waarin een sportman, die zich verheven zou moeten voelen boven het alledaagse, wordt neergehaald naar het niveau van het beestachtige, waar het recht van de sterkste regeert.

Mijn woede kookt over. Niet omdat Neres het slachtoffer is—al is dat pijnlijk genoeg—maar omdat we de zoveelste inbreuk op de menselijke waardigheid simpelweg accepteren. Een voetballer wordt overvallen, wij lezen het, we zuchten, en dan vergeten we het. Maar hoe vaak moet dit gebeuren voordat we begrijpen dat elke overval niet alleen een aanval is op de persoon, maar op onze hele samenleving?

Straffen moeten zwaar zijn, zegt men, want dat zou afschrikken. Maar ik vraag me af, zou het werkelijk afschrikken? Of zou het ons slechts tijdelijk een gevoel van gerechtigheid geven, een kortstondige verzadiging van onze behoefte aan wraak, voordat we ons weer overgeven aan dezelfde apathie?

En wat betekent dat voor de Neres’ van deze wereld? Een man die, terwijl hij in zijn eentje naar zijn auto loopt, niet alleen zijn horloge verliest, maar ook een stuk van zijn geloof in de mensheid. Dat horloge, een symbool van tijd en succes, wordt gereduceerd tot een object van begeerte, iets dat afgenomen kan worden zonder dat er iemand naar omkijkt.

De woede die ik voel is niet slechts voor de daad zelf, maar voor het gemak waarmee wij dit soort incidenten afdoen als ‘nog een geval’. Want hoe is het mogelijk dat we dit blijven tolereren? Hoeveel Neres’ moeten er nog beroofd worden voordat we beseffen dat dit niet alleen een probleem is van een stad of een stadion, maar een symptoom van een veel diepere, verontrustende werkelijkheid? De straten van Napels, waar ooit de geschiedenis werd geschreven door een Argentijnse legende, zijn nu doordrenkt met de vrees en wanhoop van degenen die hun leven en bezittingen verdedigen tegen de krachten van chaos.

Wij zouden niet alleen verontwaardigd moeten zijn over de daden van de criminelen die zich aan de buitenranden van