Dag twee begon met een kilte die zich niet alleen in de lucht bevond, maar ook in mijn hart kroop. In Tanger stond het eerste weeshuis al op ons te wachten. Niet met een lijst van noden, maar met open armen. Het voelde alsof de lucht zwaarder was in de kamer waar tientallen kinderen sliepen onder stapels dekens, want meer was er niet. Geen verwarming, geen kachels. Alleen hoop, verpakt in wol.
We kwamen niet met lege handen. Dekens, melk, luiers. Het voelde als een druppel op een gloeiende plaat, maar daar, tussen die kinderen, zag ik dat het niet ging om wat we brachten. Het ging om het gebaar. Om even de wereld kleiner maken en zeggen: we zien jullie. En dat gezicht, dat onbetaalbare gezicht van een kind dat voor het eerst voelt dat het er mag zijnādat is de echte rijkdom.
Maar eerlijk, terwijl ik daar stond, kroop er iets anders onder mijn huid. Het voelde alsof ik een spiegel voor mijn neus kreeg waar ik al jaren niet in durfde te kijken. Wij, mensen die meer hebben dan we ooit nodig zullen hebben, zijn de waarde van dat ‘meer’ vergeten. Meer geld, meer spullen, meer kansen. Als het vandaag niet lukt, komt er morgen wel nieuw geld. Maar daar, in Marokko, is op echt op. Een vrouw vertelde hoe ze jarenlang voor haar gehandicapte zus zorgde door keihard te werken. Totdat haar eigen lichaam haar in de steek liet. Diabetes. Een been kwijt. Geen werk meer. Geen inkomen meer. Het is alsof de wereld stopt met draaien, en je afhankelijk wordt van mensen die hopelijk je naam nog willen roepen.

En toch lachen ze. Ze lachen met hun ogen, hun hele gezicht, alsof ze iets weten wat wij zijn vergeten. Toen ik jaren geleden voor het eerst in Marokko kwam, zei ik het al: “In Nederland hebben mensen alles, maar ze zijn nooit blij. In Marokko hebben mensen niets, en ze lachen altijd.” Die woorden kwamen terug als een echo terwijl ik door de smalle straten van Chefchaouen liep. De blauwe stad voelde als een droom, maar de verhalen die we hoorden, trokken ons terug naar de realiteit. Daar waren we weer, met tassen vol dekens en melk, maar het waren de omhelzingen die het meeste warmte brachten.
Misschien is dat de les die Marokko me elke keer weer geeft. Dat geluk niet zit in meer. Dat geluk soms een dekentje is. Of een blik van dankbaarheid die je voelt tot in je botten. Of de glimlach van een kind dat je naam niet eens weet, maar wel begrijpt dat je het beste met hem voor hebt.