Ergens in de krochten van dit jaar, tussen de onophoudelijke lawine van breaking news en de collectieve digitale slakkenpost, sijpelt het besef dat woorden niet eeuwig leven. Sommige sterven een stille dood, andere worden met schijnbare trots begraven. Het fenomeen ‘brain rot’ bijvoorbeeld, een favoriet onder TikTok-discipelen en Slack-sloebers, mag nog even blijven hangen, maar kijkend naar de horizon van 2025 lijkt de houdbaarheidsdatum in zicht. Het woord, geboren uit de chaotische combinatie van algoritmes en alledaagse apathie, voelt aan als een modieuze wanhoopskreet: geestelijk verval als statussymbool.

En dan heb je ‘brat’. Het woord dat dit jaar explodeerde in betekenisloosheid. Van ouders die klagen over hun kinderen tot politici die opponenten wegzetten als verwende pubers: brat werd het universele scheldwoord, een soort semantische supernova die uiteindelijk implodeerde door overmatig gebruik. Geen woord kan zo lang overleven in een wereld waar het alles betekent en dus niets meer.

Maar het meest fascinerend is misschien wel de teloorgang van ‘friendshoring’. Het klonk ooit zo hoopvol, bijna warm. Het idee dat supply chains herleid konden worden tot veilige havens van bondgenoten — een soort logische, geopolitieke knuffel. Het woord straalde in de speeches van Janet Yellen en werd een rhetorisch wapen in de handen van beleidsmakers. Maar hier, aan de rand van 2025, heeft de Amerikaanse ironie het woord uitgekleed. Want hoe vriendschappelijk is een land dat vrienden definieert als belangen? Nippon Steel heeft het gevoeld, net als iedere andere speler die dacht dat ‘vriend’ meer was dan een tijdelijke afspraak.

Misschien is dit de tragedie van onze tijd: dat woorden, net als mensen, sterven omdat ze niet meer passen in het narratief dat we vertellen. En in een jaar waarin ‘bro-caster’ — een hybride tussen influencer en nieuwslezer — zich omhoog knokte, zien we hoe snel nieuw vocabulaire wordt geboren en weer verdwijnt. Wie weet wat 2025 brengt? Misschien nieuwe termen die ons binden, misschien oude die ons confronteren met hun leegte.

En misschien, heel misschien, leren we woorden weer lief te hebben zoals ze bedoeld zijn: als spiegels van onszelf, en niet als versiering voor de eeuwige stoet van likes en clicks.