Gistermiddag kreeg ik weer zo’n pushmelding. Je weet wel, die meldingen die in capslock je scherm binnenvallen en alles waar je mee bezig was, laten verdampen. “MOGELIJK TERRORISME,” stond er. De stad waarin ik ooit leerde roken en liegen bleek weer decor van iets afschuwelijks. Een man, een mes, meerdere slachtoffers. Amsterdam.
Even later een update. Geen Allahoe Akbar maar kurwa, kurwa. En ineens was het geen terreur meer. Maar een “verontrustend incident.” Alsof woorden bepalen of iemand krankzinnig is of een vijand van het Westen. Als je Arabisch schreeuwt, ben je terrorist. Roep je Pools, dan ben je een verward persoon. Soms denk ik dat verwarde mensen gewoon mensen zijn zonder lobby.
De politie zei dat ze zijn identiteit nog niet kunnen vaststellen vanwege “een wirwar aan documenten.” Alsof de man een legpuzzel is van paspoorten. Ik zie al voor me hoe iemand straks op een persconferentie zegt dat hij “een Syrische vluchteling was met een Pools visum, mogelijk geradicaliseerd in een opvangcentrum door Russische propaganda.” We houden van verklaringen die in spreadsheets passen. Maar dit past nergens.

Het is makkelijk om boos te worden. Makkelijk om te schreeuwen over falend beleid, open grenzen, woke agenda’s en wat al niet meer. Maar ik word er vooral verdrietig van. Net als gisteren. Toen ik schreef over dat meisje in de groene pyjama dat haar vader vaarwel kuste, omdat Israël iets meer land wil hebben en iets minder arabisch sprekende mensen. Ik kan niet meer bijhouden hoe vaak ik verdrietig ben om mensen die ik niet ken.
Wanneer stopt dit?
Misschien nooit. Misschien is dit gewoon hoe het nu is. Een tijd waarin pushmeldingen belangrijker zijn dan verhalen, waarin de afkomst van een dader bepalender is dan zijn daad. Waarin het mes scherper is dan ooit, en empathie botter dan we ooit hebben toegestaan.
En ik? Ik lees. Ik schrijf. En ik duw het verdriet weg tot ik het niet meer voel. Tot de volgende pushmelding.