Er is iets inherent tragisch aan Noa Lang. Niet in de klassieke zin van een gevallen held, maar eerder als een hedendaags fenomeen: de getalenteerde maar diep getroebleerde jongen die weigert te begrijpen dat zijn grootste vijand niet de tegenstander op het veld is, maar hijzelf. Hij is een product van onze tijd, een tijd waarin de jeugd wordt verafgood en tegelijkertijd wordt opgeofferd op het altaar van het eigen ego. En Lang is daar het perfecte voorbeeld van, een soort levende Faust, maar zonder het besef dat hij zijn ziel al lang geleden heeft verkocht.
Laten we eerlijk zijn, Noa Lang is niet zomaar een voetballer. Hij is het soort talent waar men nachten voor wakker blijft. Zijn voeten spreken een taal die maar weinigen begrijpen, en zijn snelheid is een symfonie van beweging. Maar zoals bij veel moderne kunstenaars, lijkt zijn genie zich te beperken tot het veld. Buiten de lijnen is hij niets meer dan een ruïne, een jongeman die zichzelf keer op keer te gronde richt met een zelfdestructieve flair die bijna bewonderenswaardig is in zijn consistentie.
Maar hier komt de echte tragedie: we lijken als maatschappij niet in staat of bereid te zijn om jongens als Noa Lang te beschermen tegen zichzelf. In plaats daarvan applaudisseren we voor zijn uitspattingen, zijn arrogantie, zijn onverschilligheid. We voeden zijn ego en kijken vervolgens verrast toe als hij weer eens over de schreef gaat. We zijn verontwaardigd als hij de zoveelste scheidsrechter beledigt of met zijn eigen teamgenoten in de clinch ligt, maar waar was die verontwaardiging toen we hem tot dit punt lieten komen?

Er moet een moment zijn waarop we collectief erkennen dat Noa Lang niet zozeer een probleem is, maar een symptoom van een veel grotere ziekte. Hij is de canary in de kolenmijn, het levende bewijs van wat er gebeurt wanneer een cultuur het idee van zelfbeheersing heeft opgegeven. Zijn voortdurende publieke zelfvernietiging is niet alleen zijn eigen verantwoordelijkheid, maar ook die van ons allen.
De vraag die zich nu aandient is deze: wat doen we met een jongen als Noa Lang? Laten we hem doorgaan op de weg die onvermijdelijk leidt naar zelfdestructie, of nemen we eindelijk onze verantwoordelijkheid? Een antwoord zou kunnen liggen in de medische wetenschap. Het is geen schande om te overwegen of Lang lijdt aan een licht verstandelijke beperking. Dit is geen belediging, maar een realistische beoordeling van de situatie. Als een maatschappij kunnen we het ons niet veroorloven om de signalen te negeren. We testen voetballers op hun fysieke fitheid, waarom zouden we hen niet ook testen op hun mentale gezondheid?
Stel je eens voor: een talent als Noa Lang dat getest wordt op zijn cognitieve capaciteiten. We zouden kunnen ontdekken dat hij niet in staat is om zichzelf te begrijpen, laat staan om zijn gedrag te reguleren. En misschien, heel misschien, zou dit een eerste stap kunnen zijn naar echte hulp. Een vorm van bescherming tegen de destructieve krachten die hij in zichzelf draagt.
Maar in onze maatschappij, waar succes wordt gemeten in roem en rijkdom, en waar empathie vaak wordt verward met zwakte, is het onwaarschijnlijk dat iemand serieus zal overwegen om jongens als Noa Lang tegen zichzelf in bescherming te nemen. In plaats daarvan zullen we toekijken, alsof we naar een moderne versie van een gladiatorengevecht kijken, terwijl hij keer op keer ten onder gaat aan zijn eigen fouten. En misschien, als we eerlijk zijn, genieten we er zelfs een beetje van. Want wat is er nu aantrekkelijker dan het spektakel van een ster die langzaam, maar zeker, naar zijn eigen ondergang glijdt?
Zo wordt Noa Lang niet alleen een casestudy in de moderne zelfvernietiging, maar ook een pijnlijke herinnering aan de tekortkomingen van een cultuur die weigert om in de spiegel te kijken. Misschien is dat de grootste tragedie van allemaal: dat we, terwijl we kijken naar de ondergang van een jonge ster, onze eigen verantwoordelijkheid in zijn lot blijven ontkennen.