In het surrealistische theater van de Nederlandse voetbalpraatprogramma’s is Pierre van Hooijdonk de nar die zichzelf voor koning houdt. Met een stem als een bijl die door de stilte klieft, hakt hij erop los alsof zijn mening de enige waarheid is. En die waarheid, zo meent hij, is verheven boven alle kritiek, verheven boven elke vorm van nuance. Zoals een dictator zijn onderdanen negeert, negeert Van Hooijdonk elke tegenwerping die niet in zijn dogmatische wereldbeeld past.

Neem bijvoorbeeld zijn recente optreden in Studio Voetbal, waar hij zonder gene zijn gal spuwde over de NOS, een organisatie die ironisch genoeg het platform biedt waarop hij zijn mediagenieke zelfpromotie kan botvieren. Van Hooijdonk presenteert zichzelf als de onfeilbare kenner, de man die het voetbal tot in de kern zou begrijpen, terwijl hij niet meer is dan een praatjesmaker die zichzelf heeft vastgezet in een treurig patroon van vooringenomenheid en gebrek aan zelfreflectie.

Zijn schandelijke ruzie met Maurice Steijn is een ander schrijnend voorbeeld van de tragikomische figuur die Van Hooijdonk geworden is. Jarenlange vetes, opgeklopte ego’s, en het onvermogen om zelfs maar een greintje respect te tonen voor anderen die in het voetbalveld staan, kenmerken deze man. Het conflict met Steijn, dat teruggaat tot de tijd dat hun paden elkaar kruisten bij NAC Breda, is doordrenkt van de kleinzieligheid die Van Hooijdonk zo eigen is. Waar Steijn een carrière probeert op te bouwen, lijkt Van Hooijdonk vooral uit op destructie, de eigen nederlaag onvermijdelijk in zijn blikveld maar toch koppig volhardend in zijn aanvallen.

En dan is er het ongemakkelijke, onbesproken feit van zijn achtergrond, zijn Marokkaanse afkomst, waarvoor hij zich lijkt te schamen. Hij vermijdt het onderwerp als een virus, alsof hij het liever onder het tapijt zou vegen dan er openlijk over te praten. Het is de olifant in de kamer, het diepere conflict dat zijn karakter doortrekt. In plaats van trots te zijn op zijn roots, kiest hij voor ontkenning, alsof dat hem zou vrijwaren van elke associatie met de complexiteiten van identiteit.

Maar het meest kwalijke aan Van Hooijdonk is zijn totale gebrek aan respect voor zijn omgeving. Of het nu om collega-analisten, coaches of spelers gaat, hij ziet hen slechts als pionnen in zijn eigen schaakspel, klaar om zonder pardon van het bord te worden geveegd wanneer ze hem niet langer van nut zijn. Zijn woorden zijn wapens, bedoeld om te vernederen en te verpletteren, niet om bij te dragen aan een constructief debat. Hij is de incarnatie van de teloorgang van het respectvolle dispuut in de voetbalwereld.

Pierre van Hooijdonk is de valse profeet van het Nederlandse voetbal, een man die zichzelf verkoopt als de waarheidsverkondiger, maar in werkelijkheid niet meer is dan een echo van zijn eigen bitterheid. Zijn ongenuanceerde, venijnige opmerkingen hebben weinig te maken met het daadwerkelijk begrijpen van het spel, en alles met het voeden van zijn eigen opgeblazen ego. Het wordt tijd dat het publiek hem doorziet voor wat hij werkelijk is: een tragische figuur die zijn eigen schaduw niet kan ontvluchten, veroordeeld tot een leven in de schijnwerpers van zijn eigen gemaakte hel.

In de woorden van Oscar Wilde: “De waarheid is zelden zuiver en nooit eenvoudig.” Van Hooijdonk’s pogingen om zijn versie van de waarheid op te dringen tonen ons slechts hoe complex en gebrekkig zijn eigen morele kompas is.