Het is gek hoe de tijd werkt. Ik ben nu bijna even lang zonder mijn moeder als ik met haar heb geleefd. Het is een rekensom die ik nooit had willen maken, maar toch spookt hij door mijn hoofd, alsof die getallen iets betekenen. Alsof de balans tussen met en zonder mijn moeder een soort kosmische gelijkmaker zou zijn, alsof er rechtvaardigheid zit in de wiskunde van rouw. Maar dat is niet zo. De tijd heeft geen moraal, geen geheugen. Het gaat gewoon door, alsof er niets is gebeurd. Alsof er niets is veranderd.

Voor mij veranderde alles. Op die dag in mei 2006 was er een breuk in de tijd, een voor en na. De persoon die ik was voordat mijn moeder stierf, die jongen, hij is gebleven in dat oude leven, in dat deel van mij dat begraven ligt bij mijn moeder. Wat overbleef was een versie van mezelf die de tijd sindsdien probeert in te halen, een leven lang zonder de ankerpunten die moeders bieden. Zonder haar heb ik mijn weg moeten vinden, terwijl de wereld verderging alsof het allemaal niets uitmaakte.

Boosheid is een slechte raadgever, zeggen ze. Maar ik kan niet anders dan boos zijn. Niet omdat het iets oplost, maar omdat het alles voelt. Boos dat ze er niet meer is. Boos dat ze me heeft achtergelaten, en dat ik nu hier ben, ouder aan het worden, met een gat in mijn leven dat nooit helemaal gevuld zal worden. Het is een boosheid die niet aan de oppervlakte komt in grote woede-uitbarstingen, maar in kleine momenten van bitterheid. Als ik zie hoe anderen hun moeders bellen voor raad of een simpel gesprek over wat ze die dag hebben meegemaakt. Kleine dingen die ik nooit meer zal hebben.

Maar boosheid is geen constante. Het komt en gaat, zoals eb en vloed. Soms voel ik opluchting. Opluchting dat ze sommige dingen niet heeft hoeven meemaken. Deze wereld, met al zijn lelijkheid, al zijn zinloze ellende, zou haar niet hebben gespaard. Misschien is ze gespaard gebleven van een leven waarin ze zich niet thuis zou hebben gevoeld. Ik weet dat het egoïstisch klinkt, maar soms denk ik dat ze geluk heeft gehad. Ik kijk om me heen en vraag me af: hoe zou ze zich hebben gevoeld in deze tijd, met al zijn herrie, zijn onafgebroken stroom aan informatie en onzin? Het is een gedachte die me paradoxaal genoeg rust geeft, ook al voel ik me schuldig omdat ik haar dat toewens.

En dan is er het verdriet, het verdriet dat nooit helemaal weggaat. Het komt op onverwachte momenten. Niet op haar sterfdag of bij de jaarlijkse herdenkingen, maar op een doordeweekse dinsdag als ik langs een winkel loop waar we samen kwamen. Of als ik ineens besef dat er weer een maand voorbij is gegaan waarin ik niet aan haar heb gedacht. Dat maakt me misschien wel het meest verdrietig van alles: dat er momenten zijn waarin ik haar vergeet. Niet dat ik haar niet meer liefheb of niet meer mis, maar het leven gaat door en dwingt je mee te bewegen. Er zijn zoveel momenten waarin de herinnering aan haar niet meer de pijn doet die het ooit deed. Dat is wat tijd doet; het stompt af.

Maar niet alles is somber. Er zijn ook mooie herinneringen, flarden van wie ze was en hoe ze lachte, hoe ze alles om haar heen beter maakte door simpelweg zichzelf te zijn. Ze was perfect. Niet in de zin van onfeilbaar, maar perfect in haar menselijkheid. Haar zorgzaamheid, haar manier van liefdevol aanwezig zijn, zelfs in de kleinste dingen. Ik heb vaak gedacht dat de wereld haar niet waard was, dat ze te goed was voor dit alles. Want de wereld, met al zijn ruwe kantjes en onafgebroken chaos, duldt geen perfectie. Perfectie is te kwetsbaar, te breekbaar om in stand te houden in zo’n imperfecte wereld. En misschien is dat wat me het meest bang maakt: dat er geen plaats is voor mensen zoals zij.

De angst is een ander aspect dat met haar overlijden is gekomen. Het heeft zich vastgezet in mijn kern, zoals vocht zich vastzet in muren, nauwelijks merkbaar maar altijd aanwezig, langzaam alles vertekenend. De angst om anderen te verliezen, om mensen dichtbij me te verliezen, is als een constante achtergrondruis die nooit helemaal verdwijnt. Je leert ermee te leven, zoals je leert leven met een litteken dat nooit helemaal geneest. Maar soms, als ik stilsta bij de realiteit dat ik bijna net zo lang zonder mijn moeder heb geleefd als met haar, dan komt die angst weer naar boven. Dan besef ik dat niets, helemaal niets, vaststaat. En dat maakt me onrustig.

Het is de grote paradox van verlies: het maakt je banger om weer lief te hebben, maar het maakt je ook bewuster van hoeveel liefde betekent. Sinds haar overlijden probeer ik die balans te vinden. Liefde geven zonder in paniek te raken bij het idee dat het misschien niet voor altijd zal duren. Liefde voelen zonder die constante schaduw van angst dat het op elk moment kan eindigen. Het is een evenwichtsoefening waar ik nooit helemaal bedreven in zal raken. Maar het is wel iets waar ik iedere dag mee worstel.

Mijn moeder was mijn baken, mijn gids. En nu, zonder haar, probeer ik zelf de weg te vinden. Maar er is geen kaart, geen kompas. Alleen herinneringen, en zelfs die vervagen langzaam, zoals alles vervaagt met de tijd. Maar in die vervaging zit ook troost. Want zolang ik haar blijf herinneren, blijft ze bij me. Misschien niet zoals vroeger, maar op haar eigen manier. Ze is er, in alles wat ik doe, in alles wat ik denk. In de manier waarop ik probeer mensen om me heen lief te hebben, ook al ben ik bang om ze te verliezen.

Soms vraag ik me af wat zij zou zeggen, als ze hier nog was. Zou ze me vertellen dat het goed komt? Dat ik niet zo bang moet zijn? Dat verlies nu eenmaal bij het leven hoort? Misschien wel. Maar ik weet dat haar antwoord altijd liefde zou zijn geweest. En misschien is dat het enige wat ik nodig heb.

Dus ja, ik ben boos. Ik ben verdrietig. Ik ben bang. Maar boven alles ben ik dankbaar. Dankbaar dat ik haar had, ook al was het maar voor een korte tijd. Dankbaar dat ik, zelfs nu ik bijna net zo lang zonder haar leef als met haar, haar nog steeds voel. Haar liefde is het enige wat de tijd niet kan wegnemen. Dat, en de angst. En misschien is dat wat liefde uiteindelijk is: een mix van dankbaarheid, verdriet, en angst om te verliezen wat ons het meest dierbaar is.