Wat maakt een daad een terreurdaad? Wat maakt een mens tot een terrorist? Wanneer vervaagt de grens tussen ideologische strijd en pure dwaasheid, tussen het vechten voor een doel en een domme sukkel zonder leven? In een wereld waar alles moet worden benoemd en geclassificeerd, lijkt het van belang om deze vragen te stellen, juist nu. Afgelopen week werd Nederland opgeschrikt door een steekpartij in Rotterdam, waar de dader mogelijk een terroristisch motief had, aldus het Openbaar Ministerie. “Mogelijk”—dat woord, altijd dat woord dat in twijfel trekt wat zekerheid leek te zijn.
Maar wat betekent het, een terroristisch motief? Waarom schreeuwt de wereld na elke gewelddadige daad om antwoorden, om de classificatie van een ‘motief’? Laten we de sluier van onzekerheid optillen en een blik werpen op wat ons werkelijk zo beangstigt: niet de daad zelf, maar het onvermogen om die daad te plaatsen.
Wat is terrorisme?
Het woord terrorisme roept beelden op van vliegtuigen die gebouwen doorboren, van bommen die vreedzame markten uit elkaar scheuren, van gemaskerde mannen die dood en verderf zaaien in naam van een idee, een overtuiging. Het lijkt bijna alsof de daad minder belangrijk is dan het verhaal erachter, alsof het de motivatie is die het onderscheid maakt tussen een simpele crimineel en een terrorist. Maar waar ligt de grens? Is de intentie van de dader echt allesbepalend, of speelt onze perceptie een grotere rol dan we willen toegeven?
Volgens de klassieke definitie is terrorisme het gebruik van geweld of dreiging met geweld om een politiek, religieus of ideologisch doel te bereiken. De dader wil angst zaaien, niet alleen bij de directe slachtoffers, maar in de hele samenleving. Het gaat om controle via angst, om het forceren van verandering door middel van chaos. Maar wie bepaalt of een daad past in deze definitie? Zijn het de overheden, de media, de publieke opinie, of is het een mengelmoes van al deze factoren, een collectieve angst die we maar al te graag toeschrijven aan iets wat we kunnen benoemen en bevechten?
Het motief
In Rotterdam stak een man op de Erasmusbrug iemand neer, en het OM zegt dat hij een terroristisch motief kan hebben gehad. Hier wordt het al ingewikkeld. Wat betekent dat, een mogelijk terroristisch motief? Kunnen we iemand een terrorist noemen zonder zekerheid over zijn beweegredenen? Of is de dreiging al voldoende om een daad te bestempelen als terreur? Het lijkt bijna alsof we vastzitten in een semantisch dilemma, waarbij het niet meer om de daad zelf gaat, maar om het label dat we erop plakken.
Een terroristisch motief impliceert een doel, een boodschap, een groter geheel waarbinnen de daad betekenis krijgt. Maar wat als die boodschap ontbreekt? Wat als de dader, zoals zovelen in onze tijd, slechts een grote, domme sukkel is zonder duidelijk doel, zonder richting, iemand die gewoon op een gewelddadige manier zijn frustraties botviert? Wordt diegene dan minder gevaarlijk, minder angstaanjagend? Of zijn we juist meer bevreesd voor diegenen die willekeurig toeslaan, zonder duidelijk plan, zonder groter ideologisch narratief?

Domheid en Leegte
We leven in een tijdperk waarin de leegte van het bestaan, het gebrek aan betekenis en richting, voor velen ondraaglijk is geworden. In plaats van na te denken over wat een terrorist drijft, zouden we ons misschien moeten afvragen waarom zoveel mensen überhaupt op zoek zijn naar een motief om te handelen. Is het niet zo dat de grote daden van terreur vaak worden gepleegd door degenen die niets meer te verliezen hebben, die in het diepst van hun ziel al lang hebben opgegeven? De radicalisering van deze mensen is wellicht minder een ideologische kwestie dan een existentiële.
De ‘domme sukkels zonder leven’ waarover we spreken, zijn misschien wel dom, maar hun domheid is een symptoom van iets groters. Ze zijn het product van een maatschappij die betekenisloosheid cultiveert, waarin iedereen voortdurend wordt aangemoedigd om zijn leven te vergelijken met dat van anderen, om altijd meer te willen, om altijd op zoek te zijn naar erkenning. En wanneer die erkenning uitblijft, wanneer ze worden geconfronteerd met hun eigen nietigheid, grijpen sommigen naar geweld.
Dat geweld wordt soms gerechtvaardigd met religie, politiek of ideologie, maar laten we eerlijk zijn: vaak is het niets meer dan een wanhopige poging om gehoord te worden, om gezien te worden in een wereld die hen heeft genegeerd. Deze mensen zijn geen helden, maar ook geen monsters. Ze zijn tragische figuren, verdwaald in hun eigen leegte.
Het verlangen naar een narratief
We verlangen naar een narratief dat ons helpt de wereld te begrijpen, en dat verlangen is misschien wel de grootste kracht achter het label ‘terrorisme’. We willen geloven dat er een verklaring is voor het kwaad, dat er een reden is waarom iemand besluit om onschuldige mensen neer te steken op een brug in Rotterdam. Het idee dat iemand simpelweg handelt uit domheid, uit woede, zonder duidelijk doel, is ondraaglijk voor ons. Het geeft ons niets om tegen te vechten, geen vijand om te verslaan.
In die zin is het idee van een terroristisch motief geruststellend. Het biedt een verhaal waarin wij, de maatschappij, de staat, het goede kunnen vertegenwoordigen, terwijl de ander het kwaad is. Maar wat als het kwaad niet bestaat? Wat als de wereld simpelweg wordt bevolkt door sukkels zonder leven, mensen die niet in staat zijn om betekenis te vinden en daarom maar iets doen, iets verschrikkelijks, om zich even belangrijk te voelen?
De angst voor de onverschilligheid
Misschien is dat wel onze grootste angst: niet de daad zelf, maar de onverschilligheid waarmee die wordt uitgevoerd. Een terrorist heeft tenminste een doel, een ideologie, een visie—hoe verwerpelijk die ook mag zijn. Maar de sukkel zonder leven, die zomaar toeslaat, zonder reden of rechtvaardiging, vertegenwoordigt de ultieme zinloosheid. Hij herinnert ons eraan dat er misschien geen groter plan is, geen kosmische strijd tussen goed en kwaad, maar alleen chaos en toevalligheid.
En die gedachte, die is ondraaglijk. Daarom noemen we het terrorisme, daarom zoeken we naar een motief, zelfs als we weten dat dat motief misschien wel nooit echt zal bestaan. We willen een verhaal waarin de wereld logisch is, waarin de daden van mensen te begrijpen zijn. Maar wat als dat verhaal een leugen is? Wat als de waarheid veel simpeler is, veel wanhopiger, veel dommer?
De realiteit van terreur
De realiteit is dat terrorisme zelden zo helder is als we willen geloven. De meeste terroristen zijn geen genieën, geen grote denkers met complexe plannen. Ze zijn vaak net zo verloren als de rest van ons, net zo in de war door de wereld waarin ze leven. Ze kiezen voor geweld omdat ze geen andere uitweg zien, omdat het hen een gevoel van controle geeft in een wereld die hen niets te bieden heeft. En dat maakt hen niet minder gevaarlijk, maar misschien wel tragischer.
We willen terroristen zien als monsters, als het ultieme kwaad, omdat dat ons in staat stelt om onszelf te zien als het goede. Maar wat als de werkelijkheid genuanceerder is? Wat als de scheidslijn tussen een terrorist en een domme sukkel zonder leven veel dunner is dan we willen toegeven?

Conclusie
Een terroristisch motief, een daad van terreur—ze bestaan, ze zijn echt. Maar misschien zijn ze minder vaak aanwezig dan we denken. Misschien zijn we zo gefocust op het vinden van een verhaal, een reden, dat we vergeten dat veel daden van geweld voortkomen uit pure domheid, uit wanhoop, uit een onvermogen om betekenis te vinden in een zinloze wereld.
De vraag is dus niet alleen wat een terrorist drijft, maar wat ons drijft om dat terrorisme te willen benoemen. Misschien willen we simpelweg geloven dat de wereld een plek is waar alles een reden heeft, waar het kwaad duidelijk te identificeren is en we het kunnen bevechten. Maar soms, helaas, is het niet meer dan een domme sukkel zonder leven—en dat, dat is misschien wel de meest angstaanjagende gedachte van allemaal.