Er is iets geniepigs aan fouten. Ze komen niet met een knal of een helder signaal, maar sluipen stilletjes binnen, kruipen onder je huid, nestelen zich comfortabel in je routine. Het mooiste aan een fout is dat je hem vaak niet eens doorhebt. En de beste fouten zijn degenen die zichzelf maskeren als gewoonte – het soort gewoonten dat op den duur een soort levensstijl wordt.
We herhalen onze fouten, niet omdat we dom zijn of hardleers, maar omdat ze vaak vermomd zijn als logische keuzes. Keuzes die ooit misschien zinvol waren, toen de omstandigheden net iets anders lagen, of toen we onszelf iets wijsmaken om door te kunnen gaan. Maar de wereld verandert, en wij, in al onze koppigheid en onwil om de spiegel écht in te kijken, veranderen gewoon niet mee.
Er is die vriend die altijd verliefd wordt op het verkeerde type. Elke keer opnieuw, dezelfde dramatische verhaallijn. “Deze keer is het anders,” zegt hij, terwijl zijn vrienden zachtjes hun hoofd schudden. Of die collega die elke maand klaagt over hoe de taken zich opstapelen, maar nooit een nee durft te verkopen, alsof dat woord verboden terrein is. “Ik heb het gewoon druk,” zegt ze. Het klinkt bijna alsof ze er trots op is, alsof het druk-zijn een teken is van waardigheid, niet van falen.

Wat ons tegenhoudt, is onze eigen loyaliteit aan dat beeld dat we van onszelf hebben opgebouwd. Het idee dat wij het goed doen, dat wij met open ogen door het leven gaan. Maar open ogen zeggen weinig als je constant dezelfde richting in kijkt.
Ik zeg niet dat we niet leren van onze fouten. We leren. Alleen niet op de manier die we denken. In plaats van te veranderen, passen we ons aan. We vinden manieren om te rechtvaardigen, om te rationaliseren, om onze kop nog wat dieper in het zand te steken. En terwijl we dat doen, voelen we ons ongemakkelijk, maar comfortabel genoeg om de status quo te bewaren. Want wie wil er nou écht toegeven dat ze die fout misschien al jaren maken?
En daar ligt de ironie: de fouten die ons het meest kosten, zijn vaak degene die we maar blijven maken. Omdat ze zich perfect hebben vermomd als iets noodzakelijk of zelfs nobels. Als iets dat we, zogezegd, “niet anders kunnen”. Totdat we op een dag beseffen dat die zogenaamde plicht, die onvermijdelijke keuze, eigenlijk een ketting was die ons al die tijd op onze plek hield.
Misschien is het tijd om die fout in de ogen te kijken. Misschien is het tijd om te erkennen dat we het al die tijd verkeerd hadden, om eindelijk toe te geven dat we vastzitten in een cirkel die nergens heengaat. Want zolang we onszelf niet de kans geven om de dingen écht anders te doen, zullen we altijd blijven geloven dat we iets goed doen. Terwijl we eigenlijk stil blijven staan.