Hendrikus Wilhelmus Maria Schoof. Zo staat het in de boeken. Als je dat leest, verwacht je een jongen met een gouden kruisje om zijn nek, een pastelroze trui, en een liefde voor kooravonden. Maar nee. Schoof’s ouders dachten: dit jongetje gaat het zwaar genoeg krijgen met die Maria in zijn naam. Dus hoe maken we dat goed? We noemen hem Dick. Een soort compensatie. Alsof het niet erg genoeg was om geboren te worden als Hendrikus Wilhelmus Maria. Alsof ze dachten: laten we hem op zijn zesde nog even sparen – gunnen we hem dat ene jaar zonder gezeik – maar op zijn zestiende regelen we dat hij alsnog de volle laag krijgt. Alsof die ouders al bij de geboorte voelden dat het leven van deze jongen een aaneenschakeling van ongemakkelijke keuzes zou worden. Alsof ze al wisten: wat je op je zesde bespaart, komt op je zestiende driedubbel terug.

En dan zie ik die vader, bij de balie van de burgerlijke stand, heel zelfverzekerd: “We noemen hem Lul.” Waarop de ambtenaar naar adem hapt. “Meneer Schoof, dat mag niet.” Alsof het ambtenarenhandboek dit soort situaties dekt. “Nou, doe dan maar Dick,” bromt Schoof senior. Want dat klinkt natuurlijk heel internationaal, toch? Een stukje integratie in de wieg gelegd.

Anyway, Schoof – de volwassen versie – praat tegenwoordig veel over integratie. Dat het mislukt is, zegt-ie. En sindsdien krijgen we op elke nieuwssite de verhalen opgediend. Altijd datzelfde narratief: Sahin kwam op zijn twaalfde naar Nederland. Zijn leraren zeiden: ‘Ga maar naar de HAVO.’ En nu? Nu is Sahin universitair afgestudeerd, heeft een startup die kinderen uit achterstandswijken helpt, én een TedTalk gehouden waar iedereen huilde. Ja, ja. Big up voor Sahin. Hulde hulde.

En daarna komt natuurlijk het burgemeestersduo Ahmed & Ahmed langs. Want Ahmed mag tegenwoordig overal binnenlopen: stadhuis, talkshow, landelijke politiek. En daar zijn we trots op, want dat is integratie, toch? En vergeet de Marokkaanse meiden niet, die inmiddels massaal hoogopgeleid zijn. Driewerf chapeau. Je leest het overal: wij kunnen het wel. Zie ons gaan. Zien jullie ons, meneer Schoof?

Maar laten we eerlijk zijn: niemand heeft iets te bewijzen aan Hendrikus Wilhelmus Maria Schoof. Die gast is een wandelend niets. Een plekhouder. De vijfde keus voor minister-president. Vijfde! Er zijn vier anderen voor hem weggestemd, afgeketst of afgevoerd, en toen bleef Schoof over. Alsof hij een extraatje uit de koopjeshoek van de democratie is.

En nu staat-ie daar, met zijn lullige naam en zijn nog lulligere overtuigingen, en praat-ie alsof hij de waarheid in pacht heeft. Over integratie, over falen, over succesverhalen die hem zogenaamd niet overtuigen. Maar wat heeft Schoof eigenlijk zelf gepresteerd? Behalve vijfde keus zijn? Zijn hele leven draait om andere mensen de maat nemen terwijl hij zichzelf amper in balans kan houden. Misschien dat iemand hem dat ooit moet zeggen. Niet omdat hij het zal begrijpen, maar gewoon om te zien hoe hij reageert. Want wie is Dick Schoof om ons iets te vertellen? Precies. Niemand.