Ik zit aan tafel met mezelf. Niet omdat ik graag alleen ben, maar omdat gezelschap vaak voelt als een straf. Iemand tegenover me vertelt een verhaal – een anekdote, een mening, een klacht over hoe ‘de regering’ alles kapotmaakt – en ik knik beleefd terwijl mijn hoofd zich vult met een mantra: hoop dat het niet te lang duurt. Maar het duurt altijd te lang. Mensen praten alsof ze per woord betaald krijgen, terwijl de inhoud niet meer waard is dan een uitgedroogde komkommer uit de bonusbak.

Wat me misschien het meest frustreert, is dat ik niet eens slim ben. Sterker nog, ik ben klote dom. Idioot op twee benen. Als er een Olympische Spelen voor stupiditeit bestond, zou ik goud winnen op de 100 meter zelfhaat. En toch… toch kijk ik naar al die wandelende idioten om me heen en vraag ik me af: is dit echt het beste wat we kunnen als mensheid? Als ik al zo dom ben, wat zegt dat dan over het Nederlands gemiddelde?

Mensen hebben de gave om verhalen te vertellen die nergens op slaan. 70% is gelogen, 20% is opgerekt tot karikaturale proporties, en de resterende 10%? Die klopt gewoon niet door een gebrek aan basale feitenkennis. “Oh, wist je dat haaien nooit slapen?” zegt iemand dan. Of: “De buurvrouw heeft 43 katten, dat is toch niet normaal?” Ik wil zeggen: nee, dat is niet normaal, maar wat is nog wel normaal, Hans? En waarom liegen mensen over haaien en katten alsof hun leven ervan afhangt? Waarvoor is dit? Applaus? Beloning? Zingeving?

Misschien ligt het aan mij. Misschien ben ik te bot, te cynisch, te afgestompt door jarenlange nonsensgesprekken die zich als een hardnekkige vetvlek op mijn ziel hebben genesteld. Maar ik kan het niet helpen. Soms wil ik gewoon naar mensen kijken, diep in hun ogen, en vragen: weet je zeker dat je dit wilde zeggen? Maar dat doe ik niet, want dat zou onaardig zijn, en als er één ding is wat we hier in dit land waarderen, dan is het beleefdheid. Zelfs als die volledig leeg en zinloos is.

Ik ben me ervan bewust dat ik ook niet meer ben dan een wandelend cliché. Het type dat zelf een verontwaardigd verhaal schrijft over andere mensen die verhalen vertellen. De ironie is me niet ontgaan. Maar misschien is dat de kern van het probleem: we zijn allemaal hetzelfde. Een eindeloze stroom van semi-interessante feiten, anekdotes en meningen die als kapotte tegels in een steeg liggen, klaar om over te struikelen.

Ik droom van een wereld waarin mensen gewoon stil zijn. Waarin je aan een tafel kunt zitten zonder dat iemand je vertelt over hun vakantie naar Ibiza waar het “echt helemaal losging, man!” of hoe hun neef ooit een krokodil in de sloot zag. Een wereld waarin stiltes geen ongemak zijn, maar een luxe. Waarin ik niet constant hoef te hopen dat het snel voorbij is, omdat er niets is wat voorbij hoeft te gaan.

En toch… ergens weet ik dat het niet aan hen ligt, maar aan mij. Want als ik echt zo dom ben, zoals ik mezelf wijsmaak, hoe kan ik dan van anderen verwachten dat ze slimmer zijn? Misschien is dat het echte verdriet van dom zijn. Niet dat je het zelf bent, maar dat je het overal om je heen herkent. En hoe meer je het ziet, hoe minder je het verdraagt.

Dus ik zit weer aan tafel met mezelf. Ik luister naar het geluid van mijn eigen gedachten, die ook niet veel voorstellen, en weet: dit duurt altijd precies lang genoeg.