Er was een dag, niet zo lang geleden, dat ik dacht dat woorden genoeg waren. Woorden, zorgvuldig gekozen, krachtig uitgesproken, konden een muur omver duwen. Een grens oversteken. Een kind redden. Maar vandaag, nu ik deze woorden typ, weet ik dat woorden soms als zandkorrels zijn. Ze verdwijnen in de wind van geweld. In de storm van haat.

In Gaza regent het geen tranen meer, want de zee heeft ze allang opgeslokt. Kinderen die hun ouders verliezen, ouders die hun kinderen begraven. De lucht boven hen is even kil als de ogen van de wereld. En wij, veilig achter onze schermen, scrollen verder. Een klik. Een hartje. Een traan. En dan: vergeten.

Oxfam Novib vraagt aandacht voor dit bloedbad. “Niet in mijn naam,” zeggen ze. En ik denk: wat betekent mijn naam eigenlijk, als het leven van een kind in Gaza minder waard is dan een stuk land? Mijn naam, die door de straten van Amsterdam echoot, is niets vergeleken met de roep van een moeder in Khan Younis, die haar kind onder het puin vandaan trekt. Haar schreeuw maakt geen headlines. Mijn naam wel.

Maar is dat genoeg? Niet in mijn naam. Niet met mijn toestemming. Niet met mijn belastinggeld. Niet met mijn stilzwijgen. Toch voel ik me een lafaard, want deze woorden zijn slechts inkt op een scherm. Wat doe ik? Wat doe jij? Wat doen wij?

Ik zie de beelden. Een jongen, misschien twaalf, misschien dertien, staat in het midden van de chaos. Hij houdt een vlieger vast. De staart ervan wappert als een vergeten droom. Hij kijkt omhoog, naar een hemel die niet blauw is, maar grijs van de rook. En ik weet: die vlieger zal nooit vliegen. Niet vandaag. Niet morgen.

Wij geven hem geen wind, maar woorden. Woorden als vrede. Woorden als rechtvaardigheid. Maar woorden vullen geen lege magen en doven geen vlammen. Woorden maken geen einde aan een belegering. Woorden begraven geen lichamen.

“Niet in mijn naam,” zeg ik nogmaals. Het voelt als een fluistering in een storm. Maar misschien, heel misschien, horen zij het. Die moeders. Die kinderen. Misschien zien ze dat we kijken. Dat we luisteren. Dat we niet vergeten. Misschien begrijpen ze dat ons stilzwijgen geen onverschilligheid is, maar onmacht.

En misschien, als genoeg van ons het hardop zeggen, wordt het meer dan een slogan. Wordt het een belofte. Want de wereld mag dan vergeten, maar wij niet. Niet in mijn naam. Niet in jouw naam. Niet vandaag. Niet morgen. Nooit.