Er is geen groter kwaad dan een goed idee dat slecht wordt uitgevoerd. Elektrisch rijden bijvoorbeeld. Een oplossing voor het klimaat, de redding van de ijsberen, de toekomst van de mensheid! Totdat je er zelf in zit. Met klamme handen en een blik op het dashboard dat aan de doodskist van je bereik ligt. Nog 23 kilometer te gaan, maar de laadpaalapp zegt dat de dichtstbijzijnde paal óf bezet is óf kapot óf ergens achter een onvindbare slagboom in een industrieterrein waar je nog nooit van hebt gehoord.
Want dat is elektrisch rijden in Nederland. Niet het beloofde groene walhalla, maar een Kafkaësk avontuur waar je eindigt met een verlengsnoer dat uit het keukenraam van een wildvreemde hangt. Je laadt tien procent in vier uur en vraagt je af hoe dit de toekomst kan zijn. Je staat daar, in het donker, als een soort moderne bedelaar: ‘Meneer, mag ik alsjeblieft wat kilowatt-uren lenen?’
En ja, ik weet het, het is goed voor het milieu. Dat zegt iedereen. En ja, mijn auto doet zijn best. Het is niet de auto die ik wantrouw; het is de wereld eromheen. De laadpalen, de apps, de beloftes. Allemaal een rammelend decorstuk in een voorstelling die veel te vroeg in première is gegaan. Want de overheid moest. De wereld moest. We moesten van het gas af, van de benzine, van het fossiele kwaad. Maar niemand dacht: hé, zullen we eerst eens zorgen dat dit werkt?

We razen richting elektrisch rijden alsof we een trein zijn die door rood rijdt. Maar ondertussen voelen we ons geen Tesla-visionairen, maar hamsters in een wiel, eindeloos zoekend naar stroom. En het laden! God, het laden. De minuten voelen als uren, de uren als een straf. Je zit in een soort Ikea-parkeerplaatshel, met alleen een kartonnen koffie en de vage belofte dat je ooit weer verder mag.
En de wereld draait door, blind voor deze misère. Iedereen lacht op die onuitstaanbare reclames waarin hippe types elektrische auto’s knuffelen alsof ze puppies zijn. Maar niemand vertelt je dat elektrisch rijden in 2024 voelt als proberen te fietsen op een brug van natte klei. Het werkt niet. Het klopt niet.
Maar het moet. Alles moet. Want de ijsberen. Want de toekomst. Want het klimaat. En zo sta je daar weer, bij een kapotte laadpaal, terwijl de regen op je hoofd tikt en je leven langzaam weglekt. Je staart naar die domme stekker en denkt: misschien had ik toch gewoon een fiets moeten kopen.