Chefchaouen lag nog half in de schaduw toen we de stad verlieten. De blauwe muren ademden kou, alsof ze de nacht nog niet los konden laten. Het soort kou dat niet alleen door je jas kruipt, maar ook in je botten gaat zitten. In Nederland zou je het omschrijven als ‘klam’, maar hier is het anders. Hier voelt kou volwassen. Ze onderhandelt niet, ze commandeert. Je verlangt naar een warme deken alsof je leven ervan afhangt.

De weg kronkelde zich als een slang naar beneden, langs Tetouan en verder richting Tanger. Een lentezonnetje verwarmde de auto van binnen, en die warmte, dat gevoel van opluchting, leek het thema van de dag. Het contrast met de kou van Chefchaouen was zo scherp dat het bijna emotioneel werd. Alsof de zon de kilte niet alleen uit je lijf, maar ook uit je gedachten wilde jagen.

Marokko is een land van tegenstellingen, maar dat merk je pas echt als je even blijft hangen. Hier vieren de mensen een glimlach alsof het een loterijwinst is. Het minimumloon bedraagt hier 15,55 dirham per dag, als je überhaupt werk kunt vinden. Omgerekend is dat zo’n €1,45. Het is een cijfer dat bijna te pijnlijk is om hardop uit te spreken, alsof je een geheim verklapt. Je voelt je bijna schuldig als je bedenkt hoeveel wij in Nederland voor lief nemen.

En toch is er niets triest aan hun blijdschap. Het is puur. Het doet je beseffen hoe weinig er eigenlijk nodig is om dankbaarheid te voelen. In een land waar de kou zelfs in de muren trekt, straalt er een warmte uit de mensen die ik in Nederland zelden voel. Ze nemen het leven zoals het komt, en misschien zouden wij dat ook wat vaker moeten doen.

Tanger doemde op in de verte, de havenstad met zijn chaos en verhalen. We waren op weg naar huis, maar het voelde alsof we iets hadden achtergelaten. Iets wat we nog niet helemaal hadden begrepen. Misschien de eenvoud. Misschien de kou. Misschien de warmte. Misschien alles tegelijk.