Er zijn dagen dat je denkt: het leven is een feestje. En er zijn dagen dat je denkt: ik ga dood op een toilet door te eten uit Mijdrecht. Het begon bij een tentje waar ik nooit eerder was geweest. Een schotel waarvan de smaak in eerste instantie prima was, maar al snel begon te gisten in mijn maag. Voedselvergiftiging, voedselvergiftiging, voedselvergiftiging.

De eerste uren was het nog twijfel. Misschien was het gewoon die vreemde saus. Misschien was het stress. Maar toen kwam de nacht. De wc werd mijn nieuwe thuis. Overgeven alsof ik een demon uit mijn ziel moest verdrijven. De scheiterij. Alles deed pijn. Zelfs mijn gedachten deden pijn. Het was allemaal kut.

Maar midden in dat alles, terwijl ik tussen twee erupties door naar adem hapte, kwam er een soort helderheid. Ik dacht aan hoe fijn het is om gewoon gezond te zijn. Hoe leuk het is om met mijn kinderen te zijn, ze op te tillen, hun lach te horen. Hoe leuk het is om met mijn vrouw te zijn, haar stem te horen, haar cynische opmerkingen over mijn eeuwige gehaast. Het simpele geluk van een kop thee met na3na3 (mint) in de ochtend. Alles leek mooier.

Nu ben ik beter. Ik voel me top. Maar mijn inbox schreeuwt om aandacht. Het werk is een achterstand van epische proporties. De wereld wacht niet, zelfs niet op iemand die een klein gevecht met de dood heeft gewonnen in Mijdrecht. Toch voel ik me dankbaar. Al heb ik nog steeds een hekel aan dat tentje.

Ik ga er nooit meer heen. Dat is zeker. Maar de herinnering eraan – hoe kut het ook was – zal me altijd iets leren over hoe mooi het is om gewoon te zijn.