Het begint bij liefde. Althans, dat zeg ik graag tegen mezelf. Liefde maakt blind, nietwaar? Dat is de uitvlucht, het excuus dat de wereld ons voorschotelt als we de waarheid niet willen zien. Maar als ik goed kijk naar wat zich afspeelt in dat stukje aarde waar mensen elkaar tot stof reduceren, denk ik steeds vaker: nee, het is geen liefde. Het is ego. Blind en wreed ego, verpakt in het glanzende papier van slachtofferschap en rechtvaardiging.
De zionisten noemen het overleven, ik noem het verwoesten. Alles wat er is voorafgegaan, dat telt niet. De geschiedenis is een lastige spiegel; niemand kijkt er graag in. Dus gooien we die spiegel stuk. Het enige dat overblijft is de gijzeling, die ene daad op 7 oktober, als een bijbelvers uit zijn context gerukt en eindeloos herhaald. Dat rechtvaardigt alles, toch? Dan mag je een volk uitroeien. Want ze hebben toch… gijzeld?
Het doet me denken aan een knokpartijtje op een voetbalveld. Iemand tackelt je veel te hard, misschien breekt hij zelfs je enkel, en je haalt de trekker over van een AK-47. In mijn hoofd is dat precies hoe deze genocide voelt. Disproportioneel. Gruwelijk. Een daad zo belachelijk groot dat je hoofd het weigert te bevatten. Maar hier zitten we, schouderophalend, omdat de liefde blind maakt. Of nee, het ego. Het ego dat elke gruweldaad rechtvaardigt zolang jij je beter voelt dan de ander.

Ik zie het overal, dat ego. En soms fascineert het me, al walg ik er even vaak van. Je slaat iemand, wordt boos op hem omdat hij je pijn doet, en dan steel je ook nog zijn portemonnee. Want hé, hij verdiende het. Hij irriteerde je. Of misschien is het zelfs erger dan dat. Misschien is het zoals Dolf, die kraai – of nee, die halve kraai – uit Alfred Jodocus Kwak. Weet je nog, aflevering vier? Dolf pakt Alfred hard aan, pest hem om zijn afkomst, maar als hij zelf betrapt wordt, draait hij alles om. Alfred is de leugenaar. Alfred moet zwart gemaakt worden. Alfred heeft het verdiend.
En daar staat Dolf, aan de rand van een oude waterput, met zijn snavel in de schoensmeer. “Oh, wat nou? Ik weet het! Voor hij over mij kan praten, ga ik iedereen vertellen dat hij een leugenaar is. Dan geloven ze hem niet meer!” Een klein stukje kinderserie, misschien, maar toen ik eraan terugdacht, wist ik: dit is het leven. Dit is de wereld.
De Dolfen van deze samenleving zullen altijd bestaan. Ze smeren hun snavels zwart, liegen hun leugens, en lachen vals terwijl ze hun eigen rotzooi rechtvaardigen. Ze zullen nooit toegeven dat zij fout zitten. Nooit. En daar moet ik mee dealen. De wereld was altijd al verrot, en dat… stelt me gerust.
Want misschien, als we allemaal een beetje meer op Alfred lijken, blijft er toch nog iets over. Iets goeds. Iets echts. Zelfs in een wereld die zichzelf steeds opnieuw vernietigt.