Jouw lach, mijn kind, is als het ochtendlicht,
een zachte belofte van een nieuwe dag.
Je kleine hand in de mijne—
een draad van tijd die weven zal
tot verhalen zonder einde.
Jij kwam uit de stilte waar ik ooit was,
en in jouw ogen zie ik de verre sterren
die ooit mijn dromen fluisterden.
Jij bent niet van mij,
maar in jou leeft wat ik ooit was,
en wat ik nog hoop te worden.
Mijn vrouw, jij die de golven draagt
die onze kinderen naar de oever brachten,
in jouw ogen rust de oceaan,
en in jouw armen de haven
waar zij veilig aanmeren.
Jij bent de tempel waarin liefde zich schuilt,
de zachte echo van hun eerste woord,
de nacht die hen bedekt,
de dageraad die hen wekt.
Mijn kinderen, jullie zijn de liederen
die ik nooit heb geschreven,
de zonnestralen die de schaduw breken.
En wanneer ik oud ben,
wanneer de tijd mijn kracht tempert,
zal ik niet vrezen.
Want in jullie,
en in de liefde die jullie draagt,
zal ik blijven ademen.
