Ergens tussen de startbaan van Schiphol en het niemandsland dat Badhoevedorp heet, ligt een plek die zó lelijk is dat het weer mooi wordt. Een soort betonnen Lourdes voor elektrische auto’s en Turks ondernemerschap: Corendon. Het voormalige hoofdkantoor van Sony—dat ooit met hangende pootjes het strijdtoneel verliet toen Samsung even liet zien hoe je wél elektronica maakt—is nu het domein van de familie Uslu. Die hebben daar geen hotel van gemaakt, maar een soort kapitalistische speeltuin met laadpalen.
Want zoals het een goede Turk betaamt, laat je geen vierkante meter onbenut. Het parkeerterrein is veranderd in een Tesla Supercharger-kolonie. Dertig glimmende laadpalen op een rij, klaar om de toekomst in hun lithiumtepel te laten zuigen. En goedkoper dan die oplichters van Fastned, waar het familiekapitaal van de Lubbers-dynastie langzaam maar zeker in verdampt als een halfvolle tank op de A2.
Maar goed, Corendon dus. Of zoals ze het zelf graag noemen: Corendon Amsterdam Schiphol Airport, a Tribute Portfolio Hotel. Een naam die klinkt als een marketingterm uit een PowerPoint van een overspannen stagiair met daddy issues.
En ik? Ik ben fan. Groot fan zelfs.
Niet omdat het goed geregeld is. Juist omdat het dat niet is. Corendon is chaos. Heilige, georganiseerde, multiculturele chaos. Het parkeerterrein is een sociologisch experiment waar de Universiteit van Amsterdam een scriptie aan zou kunnen wijden. Taxichauffeurs karren in en uit alsof ze in een Mario Kart-level zitten. Zo erg zelfs dat er elke avond een bejaarde Turk in een oranje hesje patrouilleert om te voorkomen dat de parkeerplaats verandert in een ethnopolitiek slagveld. Hij kijkt alsof hij vroeger poëzie schreef, maar nu vrede moet stichten tussen Somaliërs en Peaky Blinders.

De gemiddelde taxichauffeur op dat terrein heeft een rijbewijs, maar je vraagt je soms af of hij dat bij een pak yoghurt heeft gekregen. Het IQ van de gemiddelde chauffeur is lager dan dat van Lil’ Kleine. En die is officieel verstandelijk beperkt—wat veel verklaart, maar weinig oplost. Toch besturen ze glimmende Tesla’s alsof ze Max Verstappen zijn, alleen dan met een gebedsmatje op het dashboard.
Je ziet bebaarde Marokkaanse mannen midden op het asfalt richting Mekka buigen—respect trouwens, zij hebben tenminste nog principes. Verderop ligt een Afrikaanse man van twee meter halfgevouwen in een Model Y, ogen dicht, gezicht strak. Hij slaapt. Of mediteert. Of verwerkt net een rit van Schiphol naar Amsterdam Zuid via Zaandam, met in zijn achterhoofd nog het geklik van vijf Japanse toeristen die dachten dat elke afrit een bezienswaardigheid was.
Er staan altijd EQV’s. Altijd twee. Ze nemen ieder twee laadplekken in beslag omdat Mercedes dacht: “Waar zullen we die laadpoort zetten? Ja, voorop. Dat is lekker onhandig.” Tesla-kabels zijn daar niet op gebouwd. Dus ontstaat er een soort dans van frustratie, waar autobezitters met te korte kabels en te weinig geduld elkaars spiegels eraf dreigen te schreeuwen.
En dan moet je ook nog naar binnen. Want je moet je parkeerkaart stempelen, anders blijf je achter de slagboom alsof je straf hebt. Binnen proberen ze je nog even een Starbucks aan te smeren—want de Uslu’s laten geen cappuccino onbenut. Je gaat zitten. Niemand bedient je. Echt niemand. Er lopen zes mensen personeel rond die vooral met elkaar praten. Over niks. Of over jou. Maar niemand vraagt of je wat wil drinken. Het is een soort omgekeerde horeca, een restaurant dat werkt op de principes van passieve agressie en collectieve werkweigering.
En toch… is het prachtig.
Corendon is het Nederland van nu, in één parkeerplaats. Een plek waar de chaos gedijt, waar niemand weet wat hij doet, maar iedereen vooral iets dóet. Waar technologie en traditie elkaar kruisen op een manier die nergens anders zou kunnen bestaan. Een soort openluchtmuseum van miscommunicatie, gesponsord door Tesla.
Ik hou van deze plek.
Lang leve Corendon. Lang leve het IQ-loze paradijs aan de rand van Schiphol.