De tragiek van een talent dat zijn glans verliest, dat is wat El Ghazi typeert. Een voetballer die ooit door zijn voeten sprak, maar nu zijn toevlucht zoekt in de lompe, bedorven arena van de politieke provocatie. Een half miljoen euro voor Gaza? Wat nobel, zou je denken. Maar laten we die façade eens afpellen, laag voor laag, zoals je een ui pelt tot de bittere kern zichtbaar wordt.
El Ghazi, ooit een hoopvolle ster in de sporthemel, is vervaagd tot een schaduw van zijn oude zelf. Niet langer een held op het veld, zoekt hij zijn heldendom nu in het publiekelijk uitdragen van politieke standpunten die hem – laten we eerlijk zijn – alleen maar dieper in de controverse hebben gewikkeld. Je moet je afvragen: is dit liefde voor een volk dat hij nauwelijks kent, of pure eigenliefde, verpakt in het sjofele gewaad van filantropie?
De werkelijkheid is grimmiger dan zijn publiciteitsstunt doet vermoeden. Want wat is deze daad anders dan een holle echo van zijn eigen verlangen om relevant te blijven? Gaza, een plaats die voor velen synoniem is met onophoudelijk leed, is voor El Ghazi niets meer dan een decorstuk in zijn persoonlijke soap. De kinderen van Gaza krijgen een half miljoen, maar El Ghazi koopt iets veel waardevollers: een verlossing van zijn verveling, een vluchtweg uit de anonimiteit.
Dan komt het obligate excuus: “Het gaat niet om het geld,” zegt hij, terwijl hij ‘slechts’ 500.000 euro weggeeft van de 1,7 miljoen die hij kreeg. Is dit gulle filantropie of het afkopen van een schuldbesef? Laten we eerlijk zijn: als het niet om het geld gaat, waarom dan niet het volle bedrag? Blijkbaar gaat het juist wel om het geld—omdat geld macht is, en macht draait om controle over je imago. El Ghazi probeert ons te overtuigen dat zijn gebaar groter is dan zijn bankrekening, maar wie koopt hij hiermee werkelijk af? Zichzelf of de publieke opinie?

En dan die schadevergoeding, een kaleidoscopische klap in het gezicht van elke rechtgeaarde voetballiefhebber. Want wat zegt het over een speler die zich na een publieke schorsing omvormt tot een martelaar in de media? Hij speelt met vuur, maar niet het vuur van gerechtigheid—nee, dit is het destructieve vuur van zelfverheerlijking. El Ghazi zet zichzelf op het voetstuk van de moraliteit, terwijl hij eigenlijk wankelt op het randje van relevantie. Een man die zijn glorie verspeeld heeft op het veld, probeert die nu terug te kopen met een cheque.
Laten we niet vergeten: de wereld is een podium, maar niet elk drama verdient applaus. El Ghazi presenteert zich als de redder van Gaza’s kinderen, maar in werkelijkheid redt hij slechts zichzelf van de vergetelheid. Zijn gift is een spiegel, eentje die de armoede van zijn ziel reflecteert, niet de rijkdom van zijn intenties. Hij maakt zich tot de Jezus van de politiek-correcte kerk, maar zijn evangelie is hol en zijn kruis een vergulde schijnvertoning.
En wij, het publiek, staan erbij en kijken ernaar. Wij klappen voor deze groteske vertoning van moraliteit, terwijl we eigenlijk zouden moeten huilen om de leegte die achterblijft. Gaza zal er geen steek beter van worden, en El Ghazi zal altijd blijven wie hij is: een ster die is uitgedoofd, en nu wanhopig zoekt naar een manier om zijn licht weer te laten schijnen, al is het maar voor een moment.
Zo eindigt het spektakel van de schijnheilige Samaritaan. De lichten dimmen, het applaus sterft weg, en wat overblijft is enkel de bittere smaak van hypocrisie. El Ghazi heeft zijn geld gegeven, maar zijn ziel verkocht. De vraag is alleen: aan wie?