Laten we duidelijk zijn: demonstreren is een grondrecht. Je mag opkomen voor je overtuigingen, je mag je stem laten horen, en ja, je mag zelfs een beetje schreeuwen. Dat is allemaal prima. Maar wat er bij die zogeheten “pro-Palestinademonstratie” bij de UvA gebeurde, was iets anders. Dat was geen protest, dat was een ordinaire roep om chaos, een schreeuw om escalatie. Als je daar staat, met vuur in je ogen en een haat die door je aderen stroomt, dan ben je niet bezig met het verdedigen van een volk, een land of een rechtvaardige zaak. Dan ben je bezig met jezelf in de fik steken, in de hoop dat de hele stad met je meegaat.

Laten we beginnen bij het begin: het moment dat je besluit om te demonstreren. Waar gaat dat over? Over rechtvaardigheid? Over vrede? Dat zou je toch denken. Maar nee, de realiteit is dat het voor velen gaat om een verkapte gelegenheid om de boel op te hitsen, de lont in het kruitvat te steken en met alle macht te proberen dat kruitvat zo groot mogelijk te maken. Wie denkt dat het tijdens deze demonstratie ging om het Palestijnse volk, of om Israël, of zelfs maar om de situatie in het Midden-Oosten, moet z’n roze bril afzetten en de rotzooi op straat eens goed bekijken.

Je ziet het aan de slogans, je hoort het in de toon van de stemmen, je voelt het in de lucht: dit gaat niet over solidariteit, dit gaat over oorlog voeren op een andere manier. Dit is het slagveld van de gesubsidieerde provocatie. Geen bloed, geen kogels, maar wel de intentie om de ander zo veel mogelijk schade toe te brengen. Wat maakt het uit dat je de vrede zou moeten promoten? Wat maakt het uit dat er misschien ook andere perspectieven zijn? Jullie zijn hier toch voor één ding, nietwaar? Brandstof gooien op een vuur dat je zelf nauwelijks begrijpt.

En de ironie is bijna te groot om te bevatten: jullie komen samen in een land dat jullie gastvrij heeft opgenomen. Een land dat jullie het podium geeft om te spreken, om je mening te ventileren, om je rechten te verdedigen. En hoe bedank je dit land? Door het te verzieken. Door het te gebruiken als achtergrond voor je eigen agenda, een agenda die draait om haat, om verdeeldheid, om de illusie dat je op één of andere manier de hele wereld kunt veranderen met een bord en wat scheldwoorden.

Je demonstreert niet uit liefde voor het land dat je verdedigt of het land dat je je eigen hebt gemaakt. Nee, je demonstreert om te provoceren, om de grens op te zoeken, om te testen hoeveel je kunt vernietigen voordat er iemand ingrijpt. En het ergste van alles? Je doet het niet eens voor jezelf. Nee, je bent een pion in een groter spel, een speelbal van machthebbers die zich niets van jou of jouw leven aantrekken. Je bent een marionet aan de touwtjes van ideologen die liever met stenen gooien dan met argumenten.

Wat jullie zouden moeten doen – en wat je niet doet – is demonstreren uit liefde. Liefde voor de vrede, liefde voor je land, liefde voor het land dat je opvangt, voor je medeburgers, voor de mensen om je heen die misschien niet alles met je eens zijn, maar wel dezelfde grond onder hun voeten voelen. Maar liefde? Nee, dat woord komt niet in jullie vocabulaire voor. Alles draait om woede. Woede en provocatie. En laat me je een geheim vertellen: met woede kom je nergens.

Als je echt iets wilt veranderen, dan demonstreer je met open ogen, met open armen. Je gaat de dialoog aan. Maar dat is te moeilijk, nietwaar? Het is veel makkelijker om een straat in Amsterdam om te toveren tot een strijdtoneel, om de politie uit te dagen, om net zolang door te gaan tot de eerste knal klinkt, het eerste bloed vloeit. Want dat is wat jullie willen, toch? Escalatie. Voedsel voor de krantenkoppen. Een beetje glorie voor jullie zelfverklaarde heldendom.

Maar demonstreren – dat doe je niet om held te worden. Dat doe je uit liefde. Liefde voor gerechtigheid, liefde voor vrede. Als dat te veel gevraagd is, blijf dan weg. Want provoceren, dat kan iedereen. Het vraagt moed om een dialoog aan te gaan.