Ronald Koeman, de man met het charisma van een uitgedroogde cactus, lijkt zijn selectiebeleid te baseren op een dobbelsteen en een handvol vergeelde foto’s van zijn glorietijd als speler. Als een veldheer die zijn oorlogen blijft verliezen, weigert hij koppig de realiteit onder ogen te zien. De sterspelers waar hij op rekent, zijn uitgebluste sterren. Zijn keuzes weerspiegelen een romantisch, bijna ziekelijk verlangen naar een verleden dat allang vervlogen is. Maar het blijft hem ontgaan dat nostalgie zelden een wedstrijd wint. En zo leidt hij het Nederlands Elftal als een oude kapitein die de koers niet meer vindt, met een bemanning die bij elke storm faalt en een roerganger – Memphis Depay – die vooral druk bezig is zijn eigen spiegelbeeld te bewonderen.

Memphis Depay, een naam die ooit synoniem stond voor hoop en talent, is verworden tot het symbool van overschatting. Misschien wordt hij zelfs topscorer van het Nederlands Elftal, wat op zichzelf al een tragische conclusie is van een tijdperk vol gemiste kansen. Depay, deze overschatte kolerelijer, lijkt meer bezig met zijn persoonlijke merk dan met het vinden van het net in cruciale wedstrijden. Het is alsof hij elk moment op het veld ziet als een nieuw hoofdstuk in de zelfgeschreven mythe van zijn grootsheid – een mythe die voor de rest van de wereld steeds meer op los zand lijkt te rusten. Zijn nonchalante houding, zijn eeuwige pose, de show waar hij maar niet mee ophoudt – het is allemaal te veel, maar tegelijkertijd zo pijnlijk weinig.

De ironie is schrijnend: telkens wanneer Depay ontbreekt, loopt het spel overduidelijk beter. De wedstrijd tegen Bosnië gisteren was het zoveelste bewijs. Zonder Depay kon het Nederlands Elftal eindelijk weer ademen. De tandem tussen Reijnders en Zirkzee was subliem; twee spelers die elkaar op instinct lijken te vinden en het veld lieten zien wat dynamiek en samenwerking echt betekent. Ze lieten in negentig minuten zien wat Depay keer op keer niet lukt: het spel vooruit helpen in plaats van elke bal verprutsen. Het was een onthullend contrast. Terwijl de bal bij Depay nog geen drie passes overleeft zonder in de voeten van de tegenstander te belanden, brachten Reijnders en Zirkzee een verfrissende energie die al lang ontbrak in Oranje. Het was alsof we voor het eerst in tijden een echt elftal aan het werk zagen – een team dat niet vastzat in de theatrale misère van één overschatte sterspeler.

En toch is het precies wat er deze zomer op het EK in Duitsland is gebeurd. Ronald Koeman, tegen beter weten in, heeft Depay elke wedstrijd opgesteld. Terwijl de rest van het land hunkerde naar wat een bloeiend Nederlands Elftal had kunnen zijn, klampte Koeman zich vast aan zijn gedroomde versie van Depay, alsof hij bleef hopen dat deze ooit nog de ster zou worden die hij al die tijd had moeten zijn. Maar dat gebeurde natuurlijk niet. Door elke wedstrijd op dit EK te verspillen aan een speler die al lang over zijn hoogtepunt heen is, gaf Koeman het kampioenschap eigenlijk weg nog voor het goed en wel begonnen was.

Dat we door Koemans halsstarrigheid en Depay’s gebrek aan vorm het EK in Duitsland hebben weggegeven, zou eigenlijk geen verrassing meer moeten zijn. Gisteren zagen we het opnieuw. Koemans vastgeroeste selectiebeleid is het werk van een man die zijn grip op de realiteit verloren lijkt te hebben. Depay is niet langer de speler die het Nederlands Elftal naar de overwinning zal leiden – hij is de speler die keer op keer onze kansen heeft gesaboteerd.

Het meest tragische is echter dat Ronald Koeman in deze voorstelling de regisseur is die maar niet lijkt in te zien dat hij de verkeerde spelers in de hoofdrol blijft casten. Koeman, ooit zelf een speler van formaat, lijkt niet te begrijpen dat zijn rol als coach een andere blik vereist dan de nostalgische blik van een speler die zijn oude successen achternajaagt. Hij is de kapitein van een schip dat zinkende is, maar weigert de gaten te dichten, zelfs als het water al tot aan zijn knieën staat.

Wat we zien, is niet alleen het falen van spelers als Depay. Het is het falen van een systeem dat weigert te vernieuwen, dat zichzelf gevangen houdt in oude patronen, en dat ons allemaal dwingt te blijven hopen op een wederopstanding die met deze keuzes nooit zal komen. Terwijl talenten zoals Reijnders, Zirkzee en Simons aan de zijlijn toekijken, blijft de toekomst van Oranje een droom die steeds verder uit zicht verdwijnt.