Als ik deze ochtend de wereld in kijk, lijkt alles zo vanzelfsprekend. De zon schijnt omdat de aarde om haar as draait, het verkeer raast omdat mensen naar hun werk gaan, en wij allemaal, in onze eindeloze pogingen om ons bestaan zin te geven, worstelen met dat ene, onzichtbare, maar onontkoombare ding: ons ego. Het ego, dat alles kleurt en alles rechtvaardigt, dat ons richting geeft, ons optilt, ons neerhaalt en ons, zonder dat we het vaak doorhebben, vastzet in een gevangenis van zelfbedrog. Maar het probleem met dat ego? Het is gebaseerd op lucht. Niets meer dan een illusie die we zelf hebben opgetrokken en die we iedere dag zorgvuldig blijven onderhouden.

Het ego is als een kind dat bang is om ongelijk te hebben. Dit kind zou eerder een schilderij vol leugens ophangen in zijn kamer dan toegeven dat hij niet de beste is in schilderen. En wij, volwassenen, doen dat net zo goed. We zijn meesters in het rationaliseren van ons gedrag, het goedpraten van onze keuzes en het rechtvaardigen van onze fouten. Want, geef toe, wie durft echt te zeggen dat hij fout zit? Wie durft te erkennen dat zijn acties niet altijd worden gedreven door rechtvaardigheid, maar door egoïsme? Het antwoord is simpel: bijna niemand. De menselijke natuur is nu eenmaal gebouwd om zichzelf te beschermen, zelfs tegen de waarheid.

Neem het voorbeeld van de man die een prostituee bezoekt. Hij zal zichzelf ervan overtuigen dat hij dit doet omdat zijn vrouw hem niet geeft wat hij nodig heeft. Hij is niet iemand die zijn huwelijk verraadt, nee, hij is slechts een slachtoffer van omstandigheden, een man die niet anders kan. Psychologische onderzoeken laten zien dat mensen hun eigen gedrag vaak positiever beoordelen dan dat van anderen, wat bekend staat als de self-serving bias. Deze vooringenomenheid stelt ons in staat om persoonlijke tekortkomingen toe te schrijven aan externe omstandigheden in plaats van aan onszelf. Zo beschermt het ego ons tegen zelfkritiek.

Of neem de dief die steelt van zijn buurman. Hij zal zichzelf vertellen dat de buurman toch nooit aardig is geweest, dat die man het niet verdient om zoveel te hebben terwijl hij zelf nauwelijks rondkomt. De daad van stelen wordt in zijn hoofd omgedraaid tot een daad van gerechtigheid, een manier om de balans in de wereld te herstellen. Maar wat er echt aan de hand is, is wat Leon Festinger in 1957 beschreef als cognitieve dissonantie. Dit fenomeen treedt op wanneer er een conflict ontstaat tussen iemands overtuigingen en gedrag. In plaats van de dissonantie op te lossen door zijn gedrag te veranderen, verandert hij zijn overtuigingen om de handeling te rechtvaardigen. Het ego speelt een centrale rol in dit proces, door ongemakkelijke waarheden om te buigen naar comfortabele leugens.

In hun boek Mistakes Were Made (But Not by Me) onderzoeken de psychologen Carol Tavris en Elliot Aronson dit fenomeen verder. Ze beschrijven hoe mensen, zelfs wanneer ze geconfronteerd worden met overduidelijk bewijs van hun ongelijk, vaak volharden in hun standpunten. In plaats van hun fouten te erkennen, passen ze hun verhaal aan, zodat ze zichzelf nog steeds kunnen zien als mensen die moreel en rationeel handelen. Dit proces, dat zelfrechtvaardiging wordt genoemd, is een van de belangrijkste manieren waarop het ego zichzelf beschermt tegen de realiteit.

Interessant genoeg blijkt uit onderzoek van de Amerikaanse psycholoog Roy Baumeister dat mensen met een opgeblazen ego, of een sterk gevoel van eigenwaarde, vaker geneigd zijn om agressief of immoreel gedrag te vertonen wanneer hun zelfbeeld wordt bedreigd. Dit komt omdat hun zelfbeeld zo fragiel is dat elke aanval erop leidt tot een verdedigende en soms destructieve reactie. In plaats van te reflecteren op hun gedrag, kiest het ego voor zelfverdediging, zelfs als dat ten koste gaat van anderen. Deze bevindingen benadrukken de gevaarlijke gevolgen van een opgeblazen ego dat zichzelf koste wat kost wil beschermen.

Dit alles roept de vraag op waarom het zo moeilijk is voor mensen om ongelijk toe te geven. Het antwoord ligt diep geworteld in onze behoefte aan consistentie. Psychologen noemen dit de consistentietheorie, die stelt dat mensen de neiging hebben om hun gedrag en overtuigingen in overeenstemming te houden met hun zelfbeeld. Wanneer er een discrepantie ontstaat tussen wie we denken dat we zijn en hoe we ons daadwerkelijk gedragen, voelt dat ongemakkelijk. Ons ego, dat constant op zoek is naar stabiliteit en zekerheid, reageert daarop door de werkelijkheid te verdraaien, zodat die weer strookt met ons zelfbeeld.

Dus waarom is het zo belangrijk voor ons om gelijk te hebben? Het antwoord is simpel: gelijk hebben betekent controle hebben. Het betekent dat onze visie op de wereld de juiste is, en dat we ons geen zorgen hoeven te maken dat we het mis hebben. Ongelijk hebben, daarentegen, betekent dat we kwetsbaar zijn, dat we fouten kunnen maken, dat we misschien niet zo slim of moreel zijn als we dachten. Het ego wil die kwetsbaarheid koste wat kost vermijden. Het wil ons beschermen tegen het gevoel van falen.

Het probleem is dat het ego ons daarmee ook beperkt. Het houdt ons gevangen in een cyclus van zelfrechtvaardiging en zelfbedrog, waardoor we niet kunnen groeien, niet kunnen leren van onze fouten en niet kunnen erkennen dat we soms ongelijk hebben. Friedrich Nietzsche, hoewel hij nooit letterlijk zei dat “het ego de gevangenis van de ziel” is, schreef in zijn werk over hoe het ego ons belemmert om werkelijk vrij te zijn. Hij zag het ego als iets wat ons afhoudt van het omarmen van de onzekerheden van het leven, en daardoor van ware vrijheid.

Misschien is de vraag die we onszelf moeten stellen niet of we gelijk hebben, maar waarom we zo bang zijn om ongelijk te hebben. Wat winnen we door vast te houden aan de illusie van onze onfeilbaarheid? En wat verliezen we door simpelweg toe te geven dat we het soms mis hebben? Het antwoord ligt misschien in iets dat dieper gaat dan ons ego, iets wat we niet graag willen confronteren: de angst om niet bijzonder te zijn, de angst om niet perfect te zijn, de angst om simpelweg mens te zijn.

Het ego, gebaseerd op lucht, blijft ons gidsen. Het houdt ons in zijn greep, tenzij we de moed vinden om het los te laten en te accepteren dat we, net als iedereen, fouten maken. Alleen dan kunnen we ontsnappen aan de illusies die we dagelijks voor onszelf creëren. Ego. Het is licht als lucht, maar we dragen het alsof het lood is.