Mijn vrouw hield van Real Madrid. Dat was iets wat ik niet had verwacht toen ik haar leerde kennen. Niet omdat ik het haar niet toedichtte, maar omdat ze simpelweg niet het type leek dat ‘s avonds aan de televisie gekluisterd zou zitten om Ronaldo te zien dartelen. Toch was het zo. Ze hield van de rush, de spanning van de wedstrijden, en het was dat enthousiasme dat haar, als een zachte stroom van energie, altijd omringde. Goedlachs, vrolijk, nooit klagend. Dat ze een bouwpakket was, heeft ze zelf nooit ontkend.
Nu zijn we drie kinderen verder. Een dochter van bijna vier, een zoon van bijna drie, en nog een dochter die een speels anderhalf jaar oud is. En eerlijk, het is zwaar. De dagen zijn lang en de nachten kort. We zijn niet meer die jongelingen die de tijd hadden om over voetbal te praten of stilletjes te dromen over reizen naar Bernabéu. Nu hebben we luiers, slaapgebrek, en kleine ruzies over wie de fles moet geven om half drie ’s nachts. En mijn vrouw? Die is veranderd. Niet op een slechte manier. Maar cynischer, misschien zelfs harder. Het soort vrouw dat nu Ronaldo zijn neergaande carrière in je gezicht zou wrijven met een grijns die tegelijkertijd liefdevol en vernietigend is.
Het artikel dat ik laatst las, over wat zwangerschap met het brein doet, gaf me een antwoord dat ik liever niet had willen weten. De zwangerschap herschikt letterlijk het brein, dwingt hersengebieden zich aan te passen aan de nieuwe realiteit van het moederschap. Ik stel me voor hoe dat was voor mijn vrouw, die ooit zorgeloos haar passie voor voetbal deelde, en nu cynisch glimlacht als onze jongste weer een woedeaanval heeft.

Ze is altijd sterk geweest, en nog steeds. Maar het herstel van drie zwangerschappen heeft haar veranderd. In plaats van haar energie te verliezen, lijkt ze het te kanaliseren in een soort donkere humor, een schild tegen de dagelijkse overbelasting. Ze klaagt nog steeds niet. Het cynisme heeft op de een of andere manier die rol overgenomen. Waar ze vroeger vrolijk een wedstrijdverslag gaf, kijkt ze nu meewarig naar de chaos die onze kinderen creëren en grapt dat ze niet voor drie kinderen maar voor een heel elftal had moeten gaan. “Zou je nooit meer horen zeggen dat ze niets doen met die kindertoeslag,” zegt ze dan. Cynisch, ja, maar met datzelfde vuur in haar ogen.
En toch, ik zou het niet anders willen. Dit is onze realiteit, haar zwangerschap en herstel. Haar transformatie. Terwijl de wereld nog steeds denkt dat herstel na een bevalling een kwestie is van terugveren naar wie je was, zie ik elke dag dat ze iets groters is geworden. Ze is niet meer de vrouw die ik ontmoette op een zomeravond terwijl Real Madrid op het punt stond een Champions League-wedstrijd te winnen. Nee, ze is nu zoveel meer. Ze heeft haar brein, haar lijf, alles wat ze is, opnieuw opgebouwd uit dat bouwpakket. En ja, ze klaagt nooit – maar ik weet dat ze af en toe zou willen dat iemand het voor haar deed.