Er is een zitting. Negen agenten staan in de zaal. Ze zijn daar niet om de rechtvaardigheid te bewaken, maar de onrechtvaardigheid in bedwang te houden. Zodat er geen uitbarstingen komen, geen wraakacties. Want dat zou te makkelijk zijn, te menselijk. De zaal trilt van woede, van pijn. Maar ook van onmacht. Er is geen rechtvaardigheid, niet in deze kamer, niet in dit leven.
Daar zit hij. Donny M. Geen persoon meer. Een leegte in een stoel. Een verzameling zenuwen, botten, een lichaam dat ademt zonder bestaansrecht. Hij was ooit iemand. Misschien. Nu is hij niets. Slechts een vloek die de adem van de moeders in de zaal verstikt. Hij is een roestige spijker in het hart van iedereen die het waagt nog in rechtvaardigheid te geloven.
Ze noemen hem een mens. Ze zeggen dat er redenen waren. Jeugdtrauma’s, psychische stoornissen, mislukkingen, tekortkomingen. Excuses, altijd die verdomde excuses. Maar als er een ziel was, is die lang geleden verdronken in de modder. Wat overblijft, is de rest van een dier dat zijn eigen vuil eet, zijn eigen wonden likt, en ondertussen anderen verminkt.

Gino. Negen jaar oud. Nooit oud genoeg om te begrijpen dat er mensen zijn zoals Donny M. En dat is het, toch? Dat is de kern. Dat je de wereld van een kind voor altijd breekt. Dat je het licht in zijn ogen dooft, zodat het nooit meer terugkomt. Wat moet er dan met jou gebeuren, Donny? Wat kan er nog met jou gebeuren? Je verdient geen straf, geen cel, geen berouw. Want niets zal ooit genoeg zijn. Geen vonnis kan het evenwicht herstellen. Je bent al veroordeeld in de ogen van iedereen die nog een ziel heeft.
En misschien is dat genoeg. Misschien is het enige recht dat we overhouden, dat jij elke dag moet leven met het idee dat je niets meer bent. Dat je naam, je gezicht, je ademhaling, alles wat je ooit was, nu synoniem staat voor vernietiging. Geen rechter kan daar iets aan veranderen. Geen straf kan daar bovenop komen. Want hoe straf je het onmenselijke? Je verdient niets. Zelfs onze haat niet. En toch, hier zitten we.