Ibrahim Afellay, het voetballende relikwie dat iedereen liever vergeet, komt in het nieuws met uitspraken over PSV, alsof hij met zijn slechte Nederlandse taalvaardigheid iets belangrijks te melden heeft. Als hij zegt dat PSV op de training meer weerstand krijgt dan in de Eredivisie, lijkt hij een soort profeet die zijn publiek kwijt is. Menigeen bij PSV fronst de wenkbrauwen: waar heeft deze man het over? Als je het zou navertellen aan een toevallige voorbijganger, zou hij denken dat Afellay zelf weerstand is geworden, zoals een stroper die niet eens zijn eigen vallen meer snapt.

Afellay op televisie is als het bekijken van een ramp in slow motion, iedere keer vraag je je af: ‘Wie heeft hem in hemelsnaam uitgenodigd?’ Hij schuifelt wat in zijn stoel, mompelt onsamenhangend en als je goed luistert, besef je dat zelfs de meest vanzelfsprekende feiten uit zijn mond klinken als een raadsel uit een slechte tv-quiz. Het Nederlands dat hij spreekt, doet denken aan een oude man die probeert zijn rijbewijs terug te winnen na 30 jaar afwezigheid op de weg. Woorden rollen uit zijn mond alsof hij net op Google Translate heeft zitten pielen om ze aan elkaar te knopen.

Misschien zouden stichtingen als ASVZ hun handen vol hebben aan Afellay. Een mooie kamer met zachte muren lijkt een passende oplossing, misschien samen met een microfoon zodat hij zijn hersenspinsels in vrede kan delen, ver weg van de televisie. Toch, hij blijft komen. Iedere keer weer duikt hij op als een boeman die uit de schaduwen van je nachtmerries kruipt. Zelfs de jeugd schrikt als ze hem zien; hij rent Halloween uit alsof hij zelf op de vlucht is.

Een gesloten inrichting zou een opluchting zijn, voor hem en voor de rest van Nederland. Want als PSV echt meer weerstand krijgt op de training, dan moeten ze Afellay maar eens laten meedoen. Dat is misschien de enige manier waarop ze ooit serieus genomen worden.