Hij reed in zijn Peugeot 208, zijn vriendelijke hoofd verscholen onder een Louis Vuitton-muts, en een baard als een torenklok die de tijd leek te markeren van alles wat hij al had doorstaan. Het was het soort uitstraling die tegelijk krachtig en zacht was, een gezicht dat even veel verhalen als kilometers had afgelegd. Die drie euro op zijn rekening was nauwelijks iets, maar hij droeg het alsof het niets betekende, alsof dat bedrag geen grip had op de mens die hij was. Hij had net even zijn bankapp geopend, de stilte viel toen hij zijn scherm mijn kant op draaide. Daar stond het, de harde realiteit in cijfers: iets meer dan drie euro. Niet dat het hem iets leek te doen, hij lachte er juist om, die droge, beetje verveelde lach die alleen iemand met een flinke dosis zelfspot kan opbrengen.
En toen, met diezelfde nonchalance, zei hij het: “Je kunt wel meebuigen, maar je kunt niet krom leven.”
Die woorden kwamen harder binnen dan ik had verwacht. Een simpele zin, maar het soort waar je later, op een willekeurige avond, ineens weer aan terugdenkt en er meer betekenis in vindt dan je zou willen toegeven. Daar zat hij dan, met die drie euro en wat schamele stuivers, een kerel die elke dag weer een beetje buigt om door het leven te laveren, maar die precies wist hoe ver hij kon gaan. Hij was allesbehalve rijk, maar hij was ook niet arm – niet aan karakter, in ieder geval.

En ergens voelde ik de waarheid in die woorden prikken. Hoe vaak had ik zelf niet meegebogen voor anderen? Die momenten waarop je jezelf probeert aan te passen, een beetje minder van jezelf laat zien, om het anderen naar de zin te maken. Want dat is wat we doen, toch? Een beetje meebuigen hier, een beetje slijpen aan wie we zijn daar, zodat we maar niet te veel opvallen, niet te veel op onze strepen staan. Totdat we erachter komen dat al dat buigen ons stilletjes krom heeft gemaakt.
Hij reed weg, handen stevig aan het stuur, de weg vooruit recht en strak, en ik wist dat hij niet eens de helft van wat hij zei altijd letterlijk meende, maar dit wel. “Je kunt wel meebuigen, maar je kunt niet krom leven.” Dat was geen advies, dat was een feit. Op een dag, als je genoeg hebt meegebogen, voelt het niet meer als overleven maar als zwichten, en dat is een prijs die te hoog is, zelfs als je bankrekening al zo laag staat dat je jezelf de spiegel moet voorhouden.
En ik moest aan al die momenten denken dat ik ook meebewoog, misschien zelfs wat krom liep, omdat het op dat moment het veiligste leek. Maar er komt een dag, dacht ik, een dag waarop je besluit dat het genoeg is. Dat je rug stijf blijft, dat je je voeten plant en alleen nog voor jezelf leeft. Niet omdat je egoïstisch bent, maar omdat niemand krom geboren wordt. Dat doet de wereld je aan – of jijzelf.
En terwijl ik hem zag verdwijnen op die lege weg, dacht ik: misschien is hij wel rijker dan de meesten. Want hij mag dan niet veel hebben, maar wat hij wel heeft, draagt hij zonder ooit door de knieën te gaan.