Mensen zijn boos. Nee, niet gewoon boos, maar woedend. Ziedend zelfs. Want Noa Lang zong niet mee met het Wilhelmus. Terwijl de rest van het elftal, de bank en zelfs de vierde man zich collectief in het volkslied stortten alsof het leven ervan afhing, stond Noa daar. Stil. Onbewogen. Een standbeeld van een man in een oranje shirt. Mensen voelen zich verraden. Als je niet kunt zingen voor je land, hoe kun je dan spelen voor je land?
Ik heb al eerder gezegd: Noa Lang is LVB. Laag Verstandelijk Beperkt. En dat is niet cynisch bedoeld. Noa heeft zijn eigen realiteit. Verwachten dat hij moeiteloos het Wilhelmus meezingt is hetzelfde als hopen dat een kat opeens Mozart speelt. Noa’s talent ligt elders. Geef hem een bal, en hij is poëzie in beweging. Geef hem een microfoon, en hij wordt ongemakkelijk, alsof hij plotseling beseft dat de wereld iets van hem verwacht dat hij nooit heeft geleerd. Misschien had hij het Wilhelmus gerapt als je hem de kans gaf. Maar dat moment kwam niet.
En Noa is niet alleen. Brian Brobbey zong ook niet mee. “Nassietje” voor zijn vrienden, en een beer van een vent voor de tegenstanders. Maar zingen? Nee. Brobbey stond daar alsof hij naar de kantine keek en zich afvroeg of ze straks nog bitterballen zouden hebben. Brian is geen intellectueel, laten we eerlijk zijn. Als voetbal zijn roeping niet was geweest, had hij waarschijnlijk ergens met een vorkheftruck rondgereden. En dat is oké. Waarom verwachten we dat elke voetballer een soort kruising is tussen Johan Cruijff en Erasmus?

Deze jongens dragen een heel land op hun schouders. Ze zijn het afvoerputje van onze dromen en frustraties. Elke tackle, elke gemiste kans, elke verkeerde intonatie tijdens het volkslied wordt uitvergroot alsof ze niet gewoon mensen zijn, maar helden in een tragisch toneelstuk.
Maar hier is de waarheid: het Wilhelmus is geen auditie van Holland’s Got Talent, waarbij ze na de show nog eens aangerand kunnen worden door Gordon of Patricia Paay. Het is een lied. En eerlijk, wie zingt het nou echt uit volle borst? Hoeveel van de boze mensen kunnen überhaupt alle coupletten foutloos zingen?
Laat ze stil zijn. Laat ze zwijgen als ze niet willen zingen. We vragen al genoeg van ze. Goals, assists, schuivers en stiftjes. Laat het Wilhelmus maar over aan het publiek. Misschien is dat wel hun taak: zwijgen en luisteren hoe wij zingen voor hen. Want uiteindelijk zijn ze niet de soldaten van het lied, maar de spelers van het spel.