Elke ochtend hetzelfde ritueel. Mijn dochtertje grijpt me vast alsof ze me nooit meer los wil laten, haar armpjes stevig om mijn nek geklemd. “Nog één knuffel, papa.” Natuurlijk. Altijd nog één knuffel. Ik voel haar hartslag tegen mijn borst, en in dat moment lijkt de wereld te smelten tot alleen wij tweeën overblijven. Maar dan komt dat onvermijdelijke moment. Ik moet haar loslaten.
Zij dartelt vrolijk de klas in, alsof de wereld een speeltuin is. En dat zou het ook moeten zijn. Maar bij mij voelt het alsof ik haar overlever aan iets wat groter is dan zij, dan ik, dan wij. Een plek waar het gemiddelde intellect niet per se de hemel raakt, waar kinderen worden beoordeeld op hun vermogen om in een voorgekauwd systeem te passen. Een plek waar alles draait om de juiste papiertjes, en niet om het vuur dat in je brandt.
Ik blijf nog even staan bij de deur, mijn hand leunend tegen het kozijn. De juf glimlacht naar me. Ik glimlach terug, maar het voelt als verraad. Ik zie mijn dochter al naar de Duplo rennen, ze kijkt niet meer om. Ze is oké. Waarom ben ik dat dan niet?
In Nederland leer je van jongs af aan dat je in een hokje hoort. ADHD, autisme, dyslexie, of gewoon ‘die is een beetje moeilijk’. Alles wordt gestempeld, gesorteerd, en opgeruimd in keurig georganiseerde kaders. We doen alsof we kansen bieden, maar in werkelijkheid bepalen we vanaf de eerste toets wie jij mag worden. Je wordt niet beloond voor wie je bent, maar voor hoe goed je je aan de regels kunt houden. Je leert niet creatief te denken, je leert stil te zitten. Je leert niet hoe de wereld werkt, je leert hoe je binnen een systeem past.

En daar laat ik mijn dochter achter. Aan mensen die haar leren hoe ze in een hokje moet passen, terwijl ik juist hoop dat ze dat hokje ooit aan splinters slaat. Mensen die haar beoordelen op hoe netjes ze haar naam schrijft, niet op de vonken die in haar ogen dansen als ze praat over dinosaurussen of waarom de maan altijd lijkt te glimlachen. Mensen die haar de taal van hufterigheid leren: volg de regels, accepteer de status quo, en probeer niet op te vallen.
Ik voel me schuldig. Elke dag weer. Maar wat moet ik anders? Dit is hoe het werkt in ons land. Ik weet dat ik haar ooit moet loslaten, dat zij haar eigen pad zal vinden. Maar niet nu. Niet vandaag. Vandaag knuffel ik haar nog één keer. Vandaag blijf ik nog even staan bij de deur, haar rugzakje zwaar van de verwachtingen die ik niet voor haar wil. Vandaag glimlach ik nog even naar de juf, terwijl ik het liefst zou willen schreeuwen: “Wees lief voor haar. Ze is meer dan een cijfer. Ze is alles.”
En terwijl ik naar huis loop, blijft het knagen. Is dit het beste wat ik voor haar kan doen? Of is het het eerste van vele kleine verraadjes die ik zal moeten plegen in de hoop dat ze er sterker van wordt?