Er zijn dagen dat ik in Gent wil wonen. Niet in Antwerpen, want Antwerpen is te veel Rotterdam met een accent. Een stad waar de gevels te perfect zijn en de mensen te druk. Nee, ik wil Gent. Een stad die ruikt naar geschiedenis, waar de stenen verhalen fluisteren van een tijd die langzaam voorbijging. Ik stel me voor hoe ik daar zou zitten, aan een tafel bij een café, met een kop koffie – geen alcohol, daar begin ik niet aan – en een stapel boeken om me heen. Een schrijver. Zo’n auteur die geen schrijver genoemd wil worden, maar een verteller. Een man die de wereld om hem heen met pen en papier uit elkaar haalt en weer in elkaar zet.
Ik zou daar mijn dagen vullen met woorden en mijn avonden met ideeën. Misschien zou ik een roman schrijven, of twee. Een die stof vangt in de boekenkast van een onbekende, en een die door iedereen gelezen wordt. Maar kan ik het? Kan ik in Gent geven aan mijn kinderen wat ik ze hier geef? De rust, de structuur, de mogelijkheden? Ik vraag me af of de scholen er even goed zijn, of misschien zelfs beter. Of juist slechter. En het eten? Ja, ze hebben frieten en wafels, maar is dat genoeg voor een kind? Misschien groeien ze wel op met een vreemde liefde voor mosselen, en dat zou ik niet kunnen vergeven.
Dan droom ik over Spanje. Over een huis aan zee, waar de dagen warm zijn en de tijd vloeibaar. Maar Spanje voelt te ver. Te ver weg van alles wat ik ken, en vooral te ver weg voor mijn kinderen. Ze zouden opgroeien met een vreemde taal in hun mond, een taal die ik nooit echt zou begrijpen. Dus blijft Gent. Een stad die dichtbij is, en toch anders. Maar zelfs daar zou ik niet zijn wie ik wil zijn.

Ik zou auteur willen zijn. Niet zomaar een schrijver, maar iemand wiens woorden blijven hangen. Een naam op de kaft van boeken die ruiken naar nieuw papier en belofte. Maar wat moet ik schrijven? Wat verkoopt? Misschien moet ik zeggen dat ik moslim was en nu de islam haat. Dat ik de mensen haat die ik ooit mijn broeders noemde. Het is eenvoudig. Kijk naar Lale Gül en Mano Bouzamour: ze schrijven, ze provoceren, en ze worden beroemd.
Maar ik kan dat niet. Niet omdat ik bang ben, maar omdat ik niet wil liegen. Ik haat niemand. Niet mezelf, niet mijn geloof, niet de mensen die in iets geloven. Mijn waarheid is complexer, minder sensationeel, en dus minder verkoopbaar. En zonder leugen zal ik nooit populair zijn.
Dus blijf ik hier. Geen Gent. Geen Antwerpen. Geen Spanje. Geen auteur. Alleen ik, hier, met mijn dromen en mijn kop koffie. Het leven gaat verder, terwijl ik wacht. Misschien schrijf ik ooit nog een boek. Misschien ook niet. Maar één ding weet ik zeker: als het boek ooit komt, zal het waar zijn. En misschien, heel misschien, zal het genoeg zijn.