Ik leg mijn telefoon weg. Mijn dochter van vier kijkt me aan alsof ze zojuist heeft gezien dat de kerstman met pensioen is gegaan. “Papa, is ‘ie kapot?” vraagt ze, en ik lach omdat ik me realiseer dat mijn kinderen mij vaker met een telefoon aan mijn oor zien dan met een boek in mijn hand.

“Hij doet het nog,” zeg ik.

Ze knikt, alsof ze me niet helemaal gelooft. En terecht.

Ik wil meer tijd met ze. Mijn dochter van anderhalf op mijn schouders, mijn zoon van drie die een wedstrijd maakt van alles – wie het eerste klaar is met eten, wie het langste zijn adem kan inhouden, wie het hardste kan lachen. Ik wil de ochtend laten beginnen met hun stemmen in plaats van een mail van een projectontwikkelaar die vindt dat een zonnepark niet rendabel is zonder drie jaar bureaucratische yoga. Ik wil ze naar bed brengen zonder te denken aan cijfers, plannen, contracten en spreadsheets die als een roedel hongerige wolven op mijn nek liggen.

Maar ik wil ook keihard gaan.

Mijn hoofd loopt over van plannen, dromen en berekeningen. Want als ik ga, dan ga ik all-in. Ik wil bouwen. Groot, groots. Ik wil zorgen dat geld geen issue meer is. Dat als mijn dochter over tien jaar een pony wil, ik niet hoef te zeggen: “Een pony? Weet je wat een pony kost? Laten we beginnen met een hamster.” Nee, ik wil kunnen zeggen: “Welke kleur pony wil je?”

Daarom investeer ik tijd in mijn ambities. Omdat ik geloof in de wiskunde van het succes: eerst geven, dan nemen. Tijd zaaien, geld oogsten. Een paar jaar met mijn handen in de modder, zodat ik straks met mijn kinderen in het zand lig op een strand waar niemand je vraagt of je gereserveerd hebt.

Iedereen zegt: “Geniet nu, ze zijn maar één keer klein.” Alsof ik dat niet weet. Alsof ik dat niet voel als ik ze ‘s avonds zie slapen en mezelf bezweer: morgen leg ik die telefoon echt weg. Maar morgen begint altijd met een notificatie, en één notificatie is als een crackpijp voor een ondernemer.

Dus ik zoek balans. Tussen werk en gezin, tussen geld en geluk, tussen bouwen en aanwezig zijn. Want ik weet dat als ik nu mijn tijd goed investeer, ik straks tijd in overvloed heb. Dat ik straks een woensdagmiddag heb waarop ik niet stiekem naar mijn inbox gluur, maar gewoon met mijn zoon door de regen fiets omdat hij per se naar een speeltuin wil die net zo nat is als een voetbalveld na een moesson.

Tijd is goud, zeggen ze. Maar ik wil geen horloge. Ik wil vrijheid.

En ik weet: vrijheid koop je met ambitie.