Shit. Ik heb een vriend.
Een nieuwe vriend.

Hij is iets ouder dan ik. Niet veel. Maar genoeg om te zien dat zijn ogen iets dragen wat de mijne nog niet kunnen tillen.
Hij kwam ooit uit het midden van Turkije. Te jong om het woord ‘heimwee’ te kennen, te klein om te begrijpen dat je je land kunt verliezen zonder dat iemand je vraagt of je daar klaar voor bent. Zijn vader werkte, zijn moeder kookte, en hij groeide op in de schaduw van Amsterdam.

Zijn liefde was niet een meisje, maar een luchthaven. Schiphol. De geur van kerosine, het gezoem van vrachtvliegtuigen die de wereld in- en uitademden. Hij werd verliefd op logistiek, op containers, op dozen die meer beloofden dan ze lieten zien. Hij werkte zich kapot, spaarde elke gulden, at de dolma’s van zijn moeder alsof het amuletten waren tegen vermoeidheid.

En hij bleek beter. Slimmer. Principiëler. Mensen zagen het en gaven hem kansen. Hij greep ze allemaal. De eerste Turkse expediteur van Nederland. Zijn bedrijf groeide, zijn naam klonk als bewijs dat alles mogelijk was.

Tot de dag dat Justitie hem vond.
Niet omdat hij iets verkeerd deed, maar omdat hij in de verkeerde papieren opdook. Ze pakten hem op, sleepten hem door modder waar hij nooit in had gestaan. De rechter sprak hem vrij, maanden later, maar tegen die tijd was alles kapot. Zijn bedrijf. Zijn vrouw, ziek van zorgen. Zijn gezondheid, geknakt door stress.

En ik dacht: dit is ook Nederland.
Een land dat je laat dromen, maar je daarna wakker schudt met koude handen.

En terwijl hij kapotging, verscheen een ander verhaal in de krant. Lisa. Zeventien. Fietsend naar huis. Ze belde nog de politie, maar het was te laat. Doodgeslagen door een man die allang vast had moeten zitten.

Mijn vriend gesloopt door een systeem dat té ijverig was.
Lisa gesloopt door een systeem dat té laks was.
Beiden slachtoffer van dezelfde weegschaal die weigert recht te staan.

En ik zie Vrouwe Justitia voor me.
Bronzen vrouw. Weegschaal in de hand, zwaard in de andere. Blinddoek om.
Maar ik weet: ze is niet blind om eerlijk te zijn. Ze is blind van gemak. Ze ziet niet wie er écht voor haar staat.

En dan heb ik nog een andere vriend.
Geen nieuwe. Al een paar jaar.
Een politieman. Al dertig jaar.

Een topgozer. Alles wat hij doet, doet hij goed. Een top-agent. Een top-vader. Een top-vriend. Het soort mens waarvan je hoopt dat je kinderen ooit zo worden. Eerlijk. Zorgzaam. Hard werken, zacht hart.

Hij is het levende bewijs dat het niet de mensen zijn die falen. Dat de agenten goed zijn, beter zelfs. Hij is bewijs dat er in uniform niet alleen macht huist, maar ook liefde.
En ik wou dat iedereen hem kende.
Want als je hem kent, dan weet je: het zijn niet de mensen. Het is het systeem.

Het systeem dat mijn vriend kapotmaakte.
Het systeem dat Lisa niet beschermde.

En dan huil ik.
Omdat ik weet dat iemand als Wilders dit misbruikt. Dat hij het verhaal van Lisa plundert om te roepen dat de grenzen dicht moeten. Dat COA’s weg moeten. Dat alle buitenlanders gevaarlijk zijn.

Maar dat klopt niet.
Want ik heb een vriend die naar Nederland kwam en zijn ziel gaf aan dit land.
En ik heb een vriend die al dertig jaar agent is en die dit land met zijn ziel beschermt.

En tussen die twee vrienden in sta ik.
Huilend.
Omdat ik weet dat het niet zij zijn die falen.
Het is de schaal die scheef hangt. Het zwaard dat verkeerd valt.
Het is de blinddoek van gemakzucht die dit land in slaap houdt.

En ik huil hard.
Niet stil, niet verstopt.
Maar echt, alsof tranen het enige zijn wat nog eerlijk weegt.