Oké, stel je voor: je loopt Beverwijk binnen. Niemand doet dat vrijwillig, maar stel. Alsof je verdwaald bent en Google Maps je haat. En dan voel je ineens iets raars. Geen opluchting, geen nieuwsgierigheid. Medelijden. Met een stad. Ja toch, wie voelt dat nou? Medelijden met een stad. Maar ik meen het, Beverwijk verdient medelijden.
Laten we simpel beginnen. Het brandwondencentrum. Iedereen kent het, iedereen weet het. En ja, natuurlijk: fantastisch dat mensen daar geholpen worden. Echte helden die daar werken. Maar hoe je het ook draait, het blijft een adres waar alleen maar leed binnenkomt. Je haalt geen liefde naar je stad, maar littekens. Beverwijk is zo’n plek die alle ellende opvangt die elders is ontstaan. Dat gaat in je straatstenen zitten.
En dan, als je denkt dat het niet erger kan, komt De Bazaar. De zwarte markt. Oh dear. Alleen het woord al. Ik kom er nog steeds, ik durf het bijna niet te zeggen. Het is alsof je toegeeft dat je een oude ex-stiefmoeder stalkt op Facebook. De Bazaar is een soort modderpoel waar de lelijkste nep-merken circuleren, gedragen door het afvoerputje van de maatschappij. Armani met een scheve A, Gucci met vier C’s. En niemand die zich ervoor schaamt. Mensen lachen er, maar je voelt geen vrolijkheid. Het is leed, vermomd als koopjesparadijs.
En Beverwijk moet dat allemaal dragen. Medelijden, ik zei het toch.
Dan de herinneringen. Ik was tien. Mijn vader las het voor uit de krant, met de stem van een man die zijn geloof in de mensheid definitief kwijt was:
“Man doodgeschoten tijdens ruzie om parkeerplaats.”
Alsof Beverwijk niet al genoeg verdriet had, gebeurde dit bij die zwarte markt. Een parkeerplaats waar de kogels harder vlogen dan de euro’s over de toonbank. Wat een bende.
En alsof dat nog niet genoeg was: Carlo Picornie. De Slag bij Beverwijk. Ik durf het bijna niet op te zoeken, maar het staat gewoon op Wikipedia alsof het een veldslag uit de Tachtigjarige Oorlog was. Alleen waren het geen soldaten, maar hooligans met teveel testosteron en nul hersencellen.
Fast forward naar nu: middelbare scholen dicht. Niet omdat er een pandemie woedt, maar omdat een paar gasten met het IQ van mijn oudste zwager (en geloof me, dat is verdomde laag) ruzie wilden maken. Jongens uit Haarlem en Heemstede nota bene. Die hadden hun eigen stad toch ook kunnen verzieken? Nee, Beverwijk moest eraan geloven. Weer Beverwijk.
En dus loop je erdoorheen en voel je dat rare mengsel van schaamte en medelijden. Alsof de stad permanent een natte dweil in zijn nek heeft hangen. Beverwijk is niet trots. Beverwijk is vermoeid. En ik? Ik heb er medelijden mee. Echt waar.